Het Rund (koe) Bos taurus
Diersoort: zoogdier, eenhoevige, familie van de Holhoornige
Stier: mannetje
Koe: vrouwtje
Kalf: jong 1e jaar
Pink: jong 2e jaar
Vaars: Jonge koe die nog niet gekalfd heeft.
Als een vaars voor de eerste maal heeft gekalfd op een leeftijd van ongeveer twee jaar,
wordt ze een koe genoemd.
Os: gecastreerde stier
Kalf, pink, vaars, melkkoe
Een kalf blijft tot een jaar na de geboorte in haar baby/kleutertijd. Daarna is ze een jaar lang een ‘pink’.
Een vaars is een jonge koe die nog niet gekalfd heeft.
Als een vaars voor de eerste maal heeft gekalfd op een leeftijd van ongeveer twee jaar, wordt ze een koe genoemd.
Een koe bevalt van haar eerste kalf wanneer ze ongeveer 26 maanden oud is. Na die eerste keer’ afkalven’, start de melkproductie.
Moederkoe en kalf worden direct na de geboorte van elkaar gescheiden. Zou daar mee worden gewacht, dan bestaat een grote kans dat de moederkoe zich te veel hecht aan haar nakomeling.
Dan raakt ze te veel van slag door de scheiding. Haar medekuddedieren raken daarna ook overstuur, waardoor geen enkele koe goed melk geeft. Een koe geeft zo’n 320 dagen per jaar melk, dagelijks 25 a 30 kilo. De melkklieren in de uier zorgen voor de melkproductie.
Voor een liter melk moet zo’n 400 liter bloed langs de uier stromen. Bron: Nederlandse Zuivel Organisatie. en andere
Horens
Horens bestaan uit een holle horenschede, waarbinnen een beenpit zit, een uitsteeksel van ’t voorhoofdsbeen.
Bij de geboorte van de kalveren zijn nog geen horens aanwezig; kort daarna ontstaat aan weerskanten een uitstulping
aan ’t voorhoofdsbeen, die van buiten zichtbaar is als een behaarde knobbel.
Naar mate deze knobbels uitgroeien, wordt de opperhuid meer en meer horenachtig en vormt zo de horenschede
De leerhuid, die bloedvaten en zenuwen bevat, blijft de verbinding met de beenpit vormen.
Doordat de groei van de horens niet altijd regelmatig plaatsvindt, ontstaan ringen op de horenschede.
Hoeven
Brede afgeronde hoeven met betrekkelijk smalle tussenruimte
Voet
Voet van een Rundervoorpoot, daarnaast een mensenhand
Voet. De Herkauwers bezitten nooit meer dan twee volledig ontwikkelde hoeven, die ieder één teen bekleden;
het laatste kootje wordt er geheel door ingesloten. Achter deze twee tenen zijn bij de meeste Herkauwers
nog een tweetal, gewoonlijk zeer kleine teentjes aanwezig, die nooit de grond bereiken.
Ook de middelhandsbeenderen, waaraan deze laatste vastzitten, zijn zeer klein of ontbreken.
De beide middelhandsbeenderen, waaraan de twee ontwikkelde tenen zijn bevestigd, zijn met elkaar vergroeid (kanonbeen).
Een groef overlangs en de gescheiden gewrichtsknobbels van de tenen verraden deze bouw.
Schedel
Gebit. In de bovenkaak ontbreken de snijtanden, zij worden door een harde bekleding vervangen.
In de onderkaak vindt men acht snijtanden, met beitelvormig kroon.
Hoektanden ontbreken, of zij zijn klein, alleen bij de mannetjes aanwezig, en vallen vaak spoedig uit.
Maag
Maag. De spijzen worden niet dadelijk goed fijngekauwd, maar eerst in betrekkelijk ruwe stukken verdeeld en doorgeslikt.
Om het voedsel in deze grove staat te kunnen doorlaten, is de slokdarm tamelijk wijd.
De Herkauwers bezitten een “samengestelde maag”. Eerst komt er een grotere en een kleinere zak als aanhangselen van de slokdarm, nl. de pens (p) en de muts of netmaag (R). Intussen zet zich de slokdarm voort in de zogenoemde slokdarmgoot, die door haar gespierde randen tot een buis gesloten kan worden en naar de derde maagafdeling, de boekpens of boekmaag (F) loopt.
De lebmaag (c) dient ten slotte voor die vertering, welke bij andere dieren in de enkelvoudige maag plaats heeft.
De wanden van van de verschillende maagafdelingen verschillen zeer. De pens bezit vooral dikke spierlagen; en door insnoeringen van deze wand is deze afdeling in verschillende gewelf-vormige ruimten verdeeld.
De binnenwand van de pens is met korte, harde puntjes bezet.
Die van de netmaag of muts is bedekt met een netwerk van plooien, welke vier-, vijf- of zeshoekige vakjes begrenzen.
In de boekpens vormt het slijmvlies platte, blad-vormige uitsteeksels, die bezet zijn met harde uitsteeksels.
Tussen de bladen van de boekpens vindt men gewoonlijk voedsel opgehoopt, het wordt hier verder gekneed, als het ware gekauwd, vóór het in de lebmaag geraakt. Deze laatste, die het meest met de maag van de niet herkauwende dieren overeenstemt, heeft een dik, week slijmvlies met vele maagsapklieren.
Alleen vloeistoffen, die in geringe hoeveelheden worden ingezogen (melk), en de spijzen die ’t kauwen snel tot een soort van pap worden, gaan dadelijk naar de laatste twee maagafdelingen.
Jonge herkauwers, die nog van de moedermelk leven, hebben dan ook een betrekkelijk kleine pens; de lebmaag is bij hen de grootste afdeling. Dranken, die in grote teugen worden opgenomen en doorgeslikt, kunnen de nauwe slokdarmgoot niet volgen en vallen in de pens; even als de spijzen, die bij ’t kauwen niet papachtig worden.
<– maag van een kalf
Nadat de spijsmassa een tijd lang in de pens is geweekt en in gisting is overgegaan, wordt zij bij kleine hoeveelheden naar de netmaag en door deze door de slokdarm heen weer naar de bek gebracht; daar worden zij herkauwd en daarna nog eens ingeslikt.
Nu zijn de spijzen papachtig geworden en vloeien door de slokdarmgoot naar de boekpens en de lebmaag.
Ongeveer een vierde gedeelte van hun leven besteden de meeste Herkauwers met herkauwen.
Het herkauwen eist veel inspanning en een dier is. Je ziet dan ook dat de runderen rust nemen,
wanneer zij aan ’t herkauwen gaan; Als vroeger een os voor de ploeg stond ging hij niet tegelijkertijd herkauwen.Vergelijking met enkelvoudige magen.
Alleen de lebmaag is te vergelijken met de maag van een niet-herkauwer, want alleen de wand van deze afdeling scheidt maagsap af, zoals de maagwand bij andere dieren. De slokdarm eindigt niet in de pens, maar zet zich als een goot voort tot in de boekmaag;
De pens en muts moeten dus worden beschouwd als uitzakkingen, als grote aanhangselen van de slokdarm.
De boekmaag is geen aanhangsel van de slokdarm, maar een verwijding daarvan.
Eigenlijk is dus bij de herkauwers geen samengestelde maag aanwezig; de maag is eenvoudig gebouwd, maar de slokdarm is zeer samengesteld.
Bronvermelding:
Onder andere bewerkte uitgaven van ”Leerboek der dierkunde”, Spectrum Levende Natuur” en ”Natuur in Nederland” door de webbeheerder.