Adviezen van vroeger

Meer dan 1100 adviezen, op allerlei gebied, uit grootmoedertjes tijd

“1100 raadgevingen voor de huisvrouw”

Voorwoord door webbeheerder.
In deze rubriek staan meer dan 1100 tips uit de tijd dat een pilletje van de apotheek of een middel van de supermarkt of bouwmarkt niet vanzelfsprekend of verkrijgbaar waren. Vaak werden kruiden en voorwerpen enz. uit de natuur gebruikt.
Het is niet altijd aan te raden om onderstaande adviezen op te volgen.
Bijvoorbeeld het advies: “Een zwart kattevel op de plaats in kwestie gedragen, is goed tegen reuma”, en wat denkt u van de tip: sigarenroken is bijna onschadelijk, als men sigarenpijpjes gebruikt, die ten  dele met katoen gevuld zijn. of
“Sigarenas is zeer geschikt voor tandenpoetsen”.

Onderwerpen die aan bod komen: HET BEWAREN EN VERSHOUDEN VAN LEVENSMIDDELEN, KOOKADVIEZEN, NUTTIGE WENKEN VOOR DE HUISHOUDING, VERWIJDEREN VAN VLEKKEN, BEHANDELING VAN STOFFEN EN WAS, SCHOENEN BEHANDELEN, BLOEMEN VERZORGING, BELANGRIJKE ADVIEZEN VOOR TUINONDERHOUD , HUISDIEREN EN HUN VERZORGING,VERDELGING VAN ONGEDIERTE, LICHAAMS-, GEZONDHEIDS- EN SCHOONHEIDS- VERZORGING, EERSTE HULP BIJ ONGEVALLEN EN VERGIFTIGING

De tekst is zoveel mogelijk naar de huidige spellingswijze omgezet.



Titel: 1100 raadgevingen voor de huisvrouw

Het onmisbare boekje met meer dan 1100 raadgevingen op het gebied van gezin, huishouding, enz enz. enz.

Wilt u van een dubbeltje een gulden maken,
Dan moet u deze raadgevingen niet verzaken!

Drukker: Firma Fransen Amsterdam
A5 formaat, slappe kaft.
Uitgegeven: waarschijnlijk eind veertiger jaren of begin 1950

INHOUDSOPGAVE (Het cijfer geeft het nummer van het desbetreffende advies aan)

HET BEWAREN EN VERS HOUDEN VAN LEVENSMIDDELEN
Augurken en komkommers.. 40
Boter    . . . .  .. 32-34
Brood                15
Citroenen          8-10
Eieren               25-30
Fruit . . . . . . . 45-52
Groenten, sla . .3-4
Honing              13
Kaas                 31
Levensmiddelen            1
Meel (het onderscheiden)           14
Mosterd             43
Noten                11-12
Paddestoelen     38
Peulvruchten     37
Restjes van middagmaal            2
Spijsolie            35-36
Tomaten            5-6
Uien                  5-17
Vis  . ..             41-42
Vleeswaren       16-24
Zout                  44
Zuurkool           39

KOOKADVIEZEN
Aardappelen                     91-96
Augurken, komkommers 104-107
Appels                             97
Braadworst (springt niet open) 78
Citroenen          103
Eieren               63-69
Erwtensoep       90
Fruit .   . . .. .. 99
Gebak              111-121
Gelei                100-101
Gevogelte         81-82
Groente            70-76
Kooklucht         109
Koffiearoma      110
Melk                 56-62
Pruimen en rabarber . . . . . 102
Peulvruchten . . . . . . . . . . 89
Rammenas        73
Rijst                 88
Soepen             77
Spijzen en dranken        108
Te zout bereide spijzen .. 54-55
Tomaten           98
Uien                  84-85
Verteren van levensmiddelen 53
Vet (wordt bruin)           83
Vlees . . . . . . .. . . 79-80

NUTTIGE WENKEN VOOR DE HUISHOUDING
Afgespeelde grammofoonplaten 310
Aftgesplinterde mangelrollen 270
Alcohol                                 404
Arabische gom droogt niet     377
Afwasbaar maken van behang 272
Alpaca reinigen                     425
Badkuipen van zink                412
Bezems . . . . . . . . . ..         398-399
Bemoste dakpannen e.d.        255
Beslaan van ruiten                  131
Bindtouw harden tegen ’t weer 247
Bloeiende takken m. Kerstmis 286
Boenwas                                  294
Borstels reinigen enz. .     177-181
Brillenglazen                     410
Calqueerpapier maken       236
Celluloidvoorwerpen kitten 378
Deuren reinigen . . . . . . . 190
Dranken inschenken       405
Emailleervaatwerk etc. .. 163-169
Flessen.                        146-156
Foto’s reinigen               350
Frisse kamerlucht          280-282
Gaskachel                     194-195
Geweien reinigen          361
Gebr. voorwerpen reinigen 362
Gipsfiguren reinigen .. 351-352
Glaswerk          . . . . .. 134-147
Glas kitten                    387-388
Goud reinigen                414-417
Goudgalons en vergulde lijsten reinigen 345-349
Houtvorm          261-265
Houten keukengerei e.d, 191-193
Houten palen best. t. bederf 260
Huisdeuren beveiligen …. 309
Hygiënisch sigarenroken .. 406
Inkt                  231-233
Inktpotten . . .. 196
Ivoor reinigen    365-371
kaarsenstompjes           293
Kamerlucht verdrijven 273-279
Kelderschimmel            251-254
Kerstbomen       284-285
Kinderwagenkappen en witlederen overtrekken 188
Kit zelf maken   375
Kookgerei van aardewerk .. 162
Kromgetrokken keukenplank 176
Ladder glijdt niet weg …. 269
Lepels, messen reinigen 170-174
Linoleum breekt niet      271
Lijm zelf maken            380-384
Manden reinigen            330
Manden gaan langer mee .. 331
Marmer en ivoor kitten …. 372
Marmer reinigen            373-374
Messen slijpen               175
Matrassen                      328
Metalen reinigen . . . .. 426-436
Meubels plaatsen           312
Meubels verplaatsen      313
Meubels reinigen           314-327
Niet-glijdende breinaalden.. 403
Olieverf bestendigen      311
Olieverfschilderijen reinigen 347
Omkrullen van tapijten 343-344
Ongebruikte koffiekannen .. 409
Ontdooien van waterleidingen 306
Oude kurken                         400
Overtr. v. schrijf tafelbladen 239
Papier wordt waterdicht .. 245
Papier-maché reinigen …. 360
Papier pl. op metaal en glas 385
Papier wordt onbrandb.car v. 244
Paraplu’s                       248-249
Penselen en kwasten r , 198-200
Petroleumlampen . . . .. 390-392
Porselein …. . . . . . . .. 157-161
Porseleinfiguren drogen …. 353
Porselein kitten . . . . . . . . .. 376
Postzegels losweken .. 242-243
Potloodschrift verduurzamen 245
Roest op staal en nikkel 202-229
Rubber voorwerpen       395-397
Schimmel op muren       257
Schimmel in en aan vaten .. 258
Serremeubelen reinigen …. 329
Sieraden reinigen           354-359
Sigarenkistjes                407
Sigarenas                      408
Smeermiddelen             230
Sparrengroen blijft fris 287-288
Speelkaarten     197
Spiegels            132-133
Spiritusapparaten           411
Sponzen            183-187
Stoelpoten krassen niet …. 268
Stoelzittingen reinigen 332-333
Stroef gaande schuifbladen 240
Spijkeren in houten planken 266
Spijkers in hard hout drijven 267
Tandenborstels 182
Tapijten reinigen           334-342
Te nauwe vingerringen …. 413
Tentzeil waterdicht maken 246
Thermosflessen             305
Tinnen voorwerpen        201
Tonnen en vaten dichten .. 259
Vensterruiten     122-128
Verwarming      298-304
Verbleekte handschriften .. 234
Verdroogde stempelkussens 238
Vensterreten dichten      389
Vloeren in ziekenkamers .. 283
Vloeren prepareren .. 295-297
Vochtige keldermuren . . . .. 256
Vochtige vertrekken       250
Vuile stempels reinigen .. 237
Wasdoek           180
Waskaarsen       89-292
Zaklantaarnbatterijen    394
Zeep                 401
Zemen lappen   129
Idem surrogaat 130
Zilver reinigen   418-424

VERWIJDEREN VAN VLEKKEN
Biervlekken       485-486
Bloedvlekken    442
Botervlekken     503
Brandvlekken    446-449
Bronsvlekken     518
Eigeel vlekken   501
Geplet fluweel en pluche 533-535
Glimmende vlekken op kleding 467
Het reinigen van Halskragen 466
Randvlekken     441
Vlekken verwijderen .. 437-440
Vetvlekken.      469-474
Vlekken door cacao       454
Vlekken op deuren        510
Vlekken door fruit         524-529
Vlekken door gras, fruit 530-532
Vlekken door hars … 478-479
Vlekken door helse steen .. 457
Vlekken door inkt 459-465-482-484
Vlekken door kalk en loog 491-493
Vlekken door koffie . . . . . .. 455
Vlekken door krammen … 458
Vlekken door levertraan .. 452
Vlekken door likeur       423
Vlekken op leer            516
Vlekken op linoleum      517
Vlekken op marmer       475
Vlekken op metaal        514
Vlekken op meubelen    511-513
Vlekken door olieverf    494-495
Vlekken door olie …. 496-498
Vlekken door parfum 453-489
Vlekken door petroleum  487
Vlekken door punch       519
Vlekken door regen .. 480-481
Vlekken door roest . .. 443-445
Vlekken door roet …. 499-500
Vlekken door schimmel …. 503
Vlekken door schoensmeer 515
Vlekken door soep .. . . . . .. 476
Vlekken door stearine    488
Vlekken door straatvuil 490
Vlekken door tabak       451
Vlekken door teer .  .. 477
Vlekken door thee         456 |
Vlekken door water       509
Vlekken door wijn         521-522
Vlekken door vruchtensap 520
Vliegenvuil. … .. . .      504-508
Vochtvlekken in was      450

BEHANDELING VAN STOFFEN EN WAS
Badmutsen en -schoenen .. 610
Bewaren van kunstzijde      606
Bewaren van linnen       608
Bontwerk en vellen .. 597-601
Dassen                     578-579
Drogen van kant            559
Franje                         558
Fluwelen kragen           595
Fluweel                        627
Gebreide kleren            580-582
Gekreukte zijde . . . .. 586
Gekleurde stoffen         549-555
Goudgalons       596
Gummi-jassen .           . 609
Handschoenen   611-618
Hoeden ….. . . . . . … 619-626
Imitatie persianer . .. . 602
Kleren met transpiratievlekken   605
Kousen . . . . .. 583
Mousselinegordijnen      567
Naaiadviezen … 584-589-591
Plooien in de kleren       607
Reinigen van zijden kant .. 585
Reinigen van zijden voering 594
Sousbras                               604
Stoffen waterdicht maken 592-593
Strijken …. 576-577-587-588 |
Stijfsel voor was            568
Transpiratielucht in was .. 539
Veren                           603
Verven van stoffen ..     561-566
Vouwen van de was       575
Wasknijpers      536
Witte was          537-538
Wollen kleren   556-557
Wol                  560
Zijden stoffen    540-548-553

SCHOENEN BEHANDELEN
Barsten van het bovenleer .    . 635
Beschermen van kousen           644
Dof geworden schoenen           630
Gummischoenen                    636-637
Kraken der schoenen             638
Lage schoenen aantrekken     646
Lakschoenen                 641-642
Natte schoenen             629
Nauwe schoenen…..      639-640
Pijnlijke voeten             652
Schoenen poetsen          632-634
Schoensmeer                 651
Schoenzolen                  647-650
Schimmel op schoenen   645
Transpiratielucht           643
Waterdichte schoenen    631

BLOEMEN VERZORGING
Aardvlooien                       678
Begieten                           653-659
Bescherming tegen vorst .. 669
Bloemenbakken            676
Bloemenvaas     675
Cactussen          664
Krokus 662
Kamerlinden     661
Kamermirten     660
Palmen             663
Plantenbemesting          665
Stekjes . . .. .. 667-668
Sterkers . . . .. 677
Verdrijven van regenwormen 666
Vers houden van bloemen 670-674

BELANGRIJK ADVIEZEN VOOR TUINONDERHOUD
Fruitoogst          681-682
Kalkbemesting   684
Knolplanten . . . 706
Koolstronken     687
Meeldauw . …. 686
Bescherming tegen mussen 685
Voorkomen van onkruid 679-680
Oorwormen       688
Ritnaalden        702-703
Regenwormen   699-701
Rozen               693
Rupsen en bladluizen 689-695
Slakken                    697-698
Spitsmuizen                 696
Vruchtboomkanker        683

HUISDIEREN EN HUN VERZORGING
Bijtende honden            714
Broedeieren                  720
Honden ongedierte .. 707-710
Honden- en kattenvoer 712
Hondenziekte                711
Katten zindelijk maken 716
Kippen leggen meer      718
Kippenluis                     717
Legnesten                     719
Uitlaten van honden       715
Vangen v. marters en bunzings 723
Vogels, in de winter gevangen 722
Voeren v. broedend pluimvee 721
Wennen van honden              713

VERDELGING VAN ONGEDIERTE
Kakkerlakken    753-75S
Kelderslakken   742-743
Luizen               790-792
Mieren             744-752
Motten             772-779
Muggen             766-76&
Pissebedden      739-741
Ratten en muizen          724-738
Vliegen             756-766
Vlooien             793-795
Wandluizen       780-789
Wespen             769-771

LICHAAMS-, GEZONDHEIDS- EN SCHOONHEIDS- VERZORGING
Astma               992-994
Baardschurft      839-841
Bescherming der handen bij tuinarbeid    876
Bescherming t. koude voeten 1074
Blaasaandoeningen.. 1038-1045
Blaren aan voeten.. 1065-1067
Blanke handen 854
Bleekzucht        1000
Bloedarmoede   998-999
Buikpijn            1008
Darmziekten      1018-1031
Dikke enkels . .. 1063
Difterie             967
Droge huid        824
Duimzuigen van kinderen .. 878
Eeltige handen             859
Eksterogen                1084-1090
Frisse huid                 827-830
Galsteen                   1046-1047
Gebrek aan eetlust .. 1004-1006
Geeuwhonger            1007
Gelaatsoliën              822
Goed uiterlijk            796-797
Goede spijsvertering 1002-1003
Griep                        943-946
Gesprongen lippen         848-849
Gesprongen handen .     855
Haarverzorging . . . .   . 879-889
Harde huid        825-826
Hartzwakte       995-996
Hartkramp        997
Heesheid           958-964
Hik                   983-985
Hoofdpijn         895-908
Hoofdzeer         837
Hoesten            947-957
Huiduitslag        838
Huidschilfers     890-892
Keelpijn            965-966
Kiespijn            969-976
Koude voeten    1071-1073
Kouvatten . .  . 942
Kruitdamp         1058-1062
Loensen            929-930
Lucht aan handen          868-869
Maagklachten    1009-1018
Maagzuur          979-982
Mooie teint        812
Nachtmerries …           807-808
Nagelverzorging            872-875
Neusbloedingen             931-934
Neusverkoudheid           935-941
Oogziekten                    920-928
Ooraandoeningen          909-919
Ontsteking der amandelen 968
Onwelriekende adem .. 988-990
Pijnlijke voeten             1064
Reumatiek                    1048-1054
Rimpels in het gezicht     813-815
Rode en bruine huid       821
Rode handen     852-853
Rode neuzen………. 817-820
Rode vlekken in het gezicht 816
Ruwe handen    850-851
Ruwe handen door de was 871
Slapeloosheid .. . . .  . 798-806
Snurken                       806-810
Spit                              1055-1057
Tandverzorging             977-978
Tere huid                      845-847
Transpirerende handen 856-858
Transpirerende voeten 1068-1070
Urine                            1035-1037
Verslikken                     986-987
Voorjaarsmoeheid         811
Verkleuren van handen. .. 877
Vetwormpjes     831
Vettige huid. .. 823
Vetzucht           1001
Vuile handen     870
Wenkbrauwen   893-894
Wormen            1032-1034
Wratten            860-867
Zomersproeten 832-836

EERSTE HULP BIJ ONGEVALLEN EN VERGIFTIGING
Algemene aanwijzingen .. 1091
Beenbreuk                        1094
Beroerten                          1098-1100
Bewusteloosheid                1102-1103
Bloedingen                        1093 a-c
Door de bliksem getroffen 1108
Drenkelingen .   . . . . . .. 1107
Inwendige verwondingen .. 1095
Hersenschudding               1101
Kunstmatige ademhaling .. 1104
Kwetsing van de buikholte     1096

naar het begin

Onderwerpen / Adviezen:

 

Bewaren en vershouden levensmiddelen

1 Levensmiddelen mag men niet in koperen potten en pannen bewaren, omdat koper oxideert.

2 Restjes van het middagmaal bewaart men het best in glazen vaat­werk, daar ander gerei gemakkelijk de smaak aanneemt,

3 Jonge groenten blijven vrij lang goed in een stenen kom, waarin men ze met een vochtige doek afdekt.

4 Sla en groenten blijven vers, wanneer men ze in vochtig papier wikkelt.

5 Tomaten kan men tamelijk lang bewaren, wanneer men ze in papier gewikkeld in een koele kelder legt.

6 Tomaten mogen niet aan vorst blootgesteld worden. Eventueel nog groene vruchten rijpen in de kamer.

7 Uien, die nat geworden zijn en op het punt staan te rotten, houdt men goed, wanneer men ze naar een rokerij brengt en daar ongeveer 15-20 min. rookt of op een andere manier flink rook in laat trekken.

8 Citroenen blijven goed, wanneer men ze stuk voor stuk in papier wikkelt en ze  in droog zand legt, dat zij elkaar niet aanraken.

9 Opengesneden citroenen blijven vers, wanneer men ze met de open­gesneden zijde op een schoteltje legt, waarop men wat azijn gegoten heeft.

10 Citroenen blijven maandenlang goed, wanneer ze in turfmolm bewaard worden.

11 Noten kan men goed houden door ze in droog zand te bewaren.

12 Verschrompelde noten maakt men weer fris door er heet zout water op te gieten. Is het water afgekoeld, dan kan men ze van de schil ontdoen.

13 Honing onderzoekt men, doordat men een kleine lepel goed door spi­ritus roert. Natuurhoning lost op. Wanneer er een neerslag ontstaat, of wanneer de oplossing troebel wordt, is de honing vervalst.

14 Goed en slecht meel onderscheidt men, wanneer men een handvol samenperst. Goed meel plakt, slecht niet.

15 Brood blijft vers, wanneer men het in een stenen pot doet en deze met een vochtige doek bedekt.

16 Vlees en worst blijven in de zomer vers, wanneer men die in de oven (kachel) legt.

17 Rauw vlees blijft vers, wanneer men het met azijn afwrijft; daardoor wordt het ook zachter.

18 Vlees blijft goed, wanneer men wat zout en suiker in een weinig azijn oplost en enige minuten opkookt en met deze Substantie het vlees bestrijkt.

19 Vlees blijft vers, wanneer men het zo in een pot legt, dat er onder het vlees azijn is, zonder dat het vlees zelf met de azijn in aanraking komt.

20 Gerookt vlees en ham beschermt men tegen vleesvliegen en maden, wanneer men het stevig met vloeibaar gemaakt schape- en ossevet inwrijft en op een luchtige plaats bewaart.

21 Vlees blijft enige dagen vers, wanneer men het enige seconden in kokend water houdt.

22 Gesneden vlees, worst e.d, blijft enige dagen vers, wanneer men het in een pot doet en deze met een vochtige doek bedekt. Het vlees mag niet in aanraking komen met de vochtige doek.

23 Ham kan men ongeveer 2 jaar bewaren, wanneer men de vleeszijde met een flinke leemlap zó bestrijkt, dat deze bij het drogen een absoluut dichte korst geeft. Op het bot bijzonder dik insmeren. De ham mag pas bestreken worden, als hij droog is.

24 Schimmel op ham en worsten verwijdert men, doordat men een papje van keukenzout en water erover smeert. De schimmel verdwijnt dan dadelijk.

25 Eieren, ongewassen, zijn beter bestand tegen transport dan gewassen.

26 Onbevruchte eieren zijn het best geschikt voor de winteropslag.

27 Eieren blijven op warme dagen goed, wanneer men ze in zout legt.

28 Eieren zijn gemakkelijk te houden, wanneer men ze 4-5 seconden in kokend water houdt en ze dan in lagen in een kist tussen haksel verpakt.

29 Eieren kan men bewaren, wanneer men ze met natte leem bedekt of in heet vet dompelt.

30 Eieren kan men jarenlang goed houden, wanneer men ze verscheidene malen in een tot op 33° C. verwarmde waterglasoplossing dompelt, goed afdroogt en op een houten rooster legt.

31 Te droge kaas legt men enige dagen in dikke zure melk. Hij wordt dan weer helemaal vers.

32 Om boter lange tijd vers te houden, giet men zout water erop, totdat ze helemaal daarmee bedekt is.

33 Ranzige boter kan men weer gebruiken, wanneer men ze smelt, afschuimt en een korst brood erin legt.

34 Ranzige’ boter kan men weer gebruiken, wanneer men ze met opgelost zuiveringszout kneedt, dat enige malen vernieuwd wordt.

35 Ranzig geworden spijsolie kan men weer gebruiken, wanneer men er enige druppels salpetergeest aan toevoegt, flink schudt en dan verwarmt.

36 Olie wordt niet ranzig, wanneer men van tijd tot tijd wat zout eraan toevoegt.

37 Gedroogde peulvruchten beschermt men tegen wormen, wanneer men ze met zout bestrooit en nu en dan door elkaar schudt.

38 Paddenstoelen droogt men, doordat men ze in fijne schijven snijdt en ze in de zon legt. Door ze met gaas te bedekken, houdt men de vliegen op een afstand. Paddenstoelen kan men ook in de oven drogen.

39 Zuurkool, die op het punt staat te bederven, houdt men goed, wanneer men, telkens wanneer er een hoeveelheid uit het vat is geschept, aan het nat een glas brandewijn toevoegt.

40 Wil men komkommers lang vers houden, dan bestrijkt men deze met eiwit en hangt ze aan de steel op een koele plaats op.

41 Verse vis kan men constateren, door met de vingers erop te drukken. Verdwijnt de indruk dadelijk, dan is de vis vers; zo niet, dan is hij al wat ouder.

42 Vis kan men beter bewaren, wanneer men ze in een kom met zout water legt. Vóór het koken goed afwassen.

43 Mosterd droogt niet in, wanneer men er wat zout doorheen mengt.

44 Tafelzout wordt niet vochtig, wanneer men in een zoutstrooier een paar korrels rijst doet; deze trekken het vocht aan.

45 Fruit houdt men zo mogelijk niet in een ruimte, waar aardappelen of groente liggen.

46 Appels moet men op planken leggen met de steel naar boven en wel in een donker gemaakte kelder. Nu en dan luchten, later niet meer nodig.

47 Appels legt men in kisten of vaten in zand en plaatst deze in een koele kelder.

48 Wanneer fruit door het opslaan een flauwe smaak heeft gekregen, of het aroma verloren heeft, dan moet men het enige dagen tussen wollen dekens leggen; het krijgt dan smaak en aroma weer terug.

49 Bevroren fruit en groente ontdooit men, doordat men het op een koele plaats in een zwakke zoutoplossing legt. Na het ontdooien op een luchtige plaats drogen.

50 Kersen kan men lang vers houden, wanneer men ze met steel plukt en in een goed gesloten fles begraaft.

51 Druiven (trossen) blijven tot het voorjaar vers, wanneer men ze bijna rijp plukt, de open plek met was besmeert en op een koele plaats ophangt.

52 Pruimen kan men op dezelfde wijze als druiven lang vers houden.

KOOKADVIEZEN

53 Tijden, die verschillende levensmiddelen nodig hebben om te verteren.

1 uur: Gekookte rijst. Rijst is dus voedsel, dat gekookt het gemakkelijkst verteerd wordt.

1 1/2 uur: Geklutste eieren, gerstesoep, gebraden wild, zacht gekookte appels en peren, fruit, als moes gekookt, gekookte zalm en gekookte forel,
spinazie, selderij, asperges, gezeefde erwten bonenpuree, gerstepap, gort.

2 uur: Gekookte melk, rauw ei, gekookte gerst, gebraden osselever, gekookte zure appels, gekookte stokvis.

2 1/4 uur: Verse, ongekookte melk, gestoofde kalkoen.

2 1/2 uur: Gebraden kalkoen, gebraden wilde eend, gebraden lams­vlees, gebraden speenvarken, patates frites.

2 3/4 uur: Pudding van eieren en melk, gebraden zacht rundvlees.

54 Te zoute spijzen worden weer genietbaar, wanneer men ze onder toevoeging van enige gesneden rauwe aardappelen nog eens eventjes opkookt.
De aardappelen, die men weer verwijderen kan, nemen de zoute smaak weg.

55 Te zoute spijzen krijgen hun goede smaak weer terug, wanneer men een zilveren lepel laat meekoken.

56 Overkoken van melk voorkomt men, wanneer men wat boter aan de rand van de koker smeert.

57 Aangebrande melk kookt men met wat natron nog eens op.

58 Verse melk blijft ongeveer een week zoet, wanneer men ze in fles­sen doet en in een waterbad tot ongeveer 40-50 graden verwarmt en ongeveer 2 uur op deze temperatuur houdt. Na het afkoelen’ de flessen goed sluiten.

59 Melk wordt niet zuur, door er wat suiker aan toe te voegen en wel ca. 1 eetlepel per liter.

60 Geschifte melk onderzoekt men met een roestvrije speld. Blijft er wat melk aan de punt hangen, dan is ze ongewaterd.

61 Melkpannen e.d, blijven zuiver, wanneer men ze eenmaal per week met rauwe aardappels uitkookt.

62 Gestremde melk wordt weer bruikbaar, wanneer men ze nog eens met wat potas opkookt.

63 Eieren kookt men, b.v, op trektochten zonder vuur, wanneer men een stuk ongebluste kalk in water legt en de eieren erbij. “Kook­tijd” 6 minuten.

64 In kalk ingelegde eieren kan men goed koken, wanneer men met een heel fijne naald erin steekt en ze met koud water opzet.

65 Kneuseieren kan men koken, wanneer men ze in zijdepapier wikkelt. 66 Muffe smaak van oude eieren gaat weg, wanneer men de schaal opent en de inhoud verscheidene uren aan de frisse lucht bloot stelt.

67 Bevroren eieren worden weer genietbaar, wanneer men ze in koud water legt, waaraan men op 1 liter ca. 2 eetlepels zout toevoegt.

68 Eiwit, in het bijzonder van ingelegde eieren, kan men beter kloppen, wanneer men wat citroensap erbij doet.

69 Paaseieren kleurt men groen in spinaziewater, blauw in lakmoes en soda.

70 Groente nooit lang in water laten staan, maar dadelijk flink wassen.

71 Groente houdt bij het koken haar groene kleur, wanneer men de pan niet afdekt.

72 Groente ontdoet men van wormen en insecten, als men ze met zout water afwast.

73 Rammenas smaakt beter, als die niet lang aan de lucht blootgesteld is Bij het meegeven voor het ontbijt, verdient het aanbeveling hem niet te raspen, maar alleen in schijfjes te snijden.

74 Gestoofde rode kool wordt sneller gaar, wanneer men hem eerst alleen met suiker kookt en de azijn of citroen pas aan het einde erbij mengt.

75 Rode kool wordt goed smeuïg, als men wat rijst erbij inkookt.

76 Geel geworden bloemkool kookt men door wat verse melk bij het kookwater te voegen, waardoor de kool weer wit wordt.

77 Soepen krijgen geen vlies, als men er kleine stukjes boter op doet.

78 Braadworsten springen niet open, als men ze in plaats van – wat zo gebruikelijk is – in heet water te leggen, vóór het braden door wat koude melk rolt.

79 Vlees wordt pikanter door een ietsje azijn en suiker.

80 Taai vlees wordt gauwer mals door toevoeging van een beetje cognac.

81 Taai gevogelte wordt gauwer zacht gekookt, als men het vóór het stoven resp. braden, stevig met suiker inwrijft.

82 Gevogelte wordt bij het braden bijzonder sappig, als men het met citroen inwrijft, vóór men het in de oven doet.

83 Vet wordt bij het braden mooi bruin door er wat melk aan toe te voegen.

84 Uienlucht in de koekenpan verdwijnt, als men er wat azijn in giet.

85 Uien schilt men het beste onder de kraan. Dat voorkomt het zo lastige tranen der ogen.

86 Gebakken vis wordt pikanter, als men in het braadvet enige drup­pels citroen giet.

87 Vis kan men beter ontschubben, door ze korte tijd in azijn te leggen.

88 Aanzetten en aanbranden van rijst voorkomt men, als men de rijst rustig laat koken en niet roert.

89 Peulvruchten zout men pas na het koken, daar ze anders lang koken.
Erwtensoep kookt men praktisch, door er een snee brood in te doen. De erwten zakken niet op de bodem en branden niet aan.

90  Aardappels blijven, als men ze enige tijd warm moet houden, droog en kruimig, als men ze met een schone doek bedekt, die de water­damp absorbeert.

92 Aardappels koken sneller, als men wat margarine eraan toevoegt en het zout pas even voor het gaar worden.

93 Aardappels van de vorige dag worden weer goed, als men ze in kokend zout water doet.

94 Zoet geworden aardappelen brengt men in een matig verwarmd vertrek.

95 Oude aardappelen krijgen een betere smaak, als men wat suiker bij het kookwater doet.

96 In de schil gekookte aardappelen kan men beter pellen, als men ze na het koken met koud water begiet.

97 Appels kan men gemakkelijker schillen, als ze een ogenblik in kokend water liggen.

99 Fruit kookt niet over, als men het met wat boter kookt.

100 Overkoken bij inkoken van gelei wordt vermeden, als men voor elke hoeveelheid van een kilo, een eetlepel glycerine erbij doet. Het product krijgt daardoor bovendien een mooie zijige glans.

101 Beschimmelde gelei ontdoet men voorzichtig van de schimmel en bestrooit het dik met suiker.

102 Pruimen en rabarber hebben minder suiker nodig, als men wat dubbelkoolzure soda erdoor mengt. Deze moet echter, voor men suiker erbij doet, met de pruimen of de rabarber opgekookt worden.

103 Citroenen leveren meer op, als men ze vóór het gebruik in het fornuis wat verwarmt.

104 Te scherpe azijnsmaak bij komkommers e.d. verdwijnt, als men ze enige uren vóór het gebruik in een oplossing van dubbelkoolzure soda (zuiveringszout) legt.          .

105 Ingelegde augurken krijgen een pikantere smaak, als men na enige weken alle kruiden uit het Inlegwater haalt, opdat het helemaal helder wordt, door een doek giet en alleen de augurken er weer in doet.

106 Komkommers bij sla begiet men na het schillen met kokend water en koelt ze dan in koud water af. De komkommersla kan men dan beter verdragen.

107 Gesneden of geschaafde komkommers houdt men uren vers, als men ze met karwij en wijnazijn aanmaakt, in inmaakglazen doet en met olie begiet. Ter verbetering van de smaak kan men een paprikapeul erbij doen.

108 Spijzen en dranken koelt men snel af, als men ze in een pot met koud water doet, waarin men eerst een handvol keukenzout heeft gemengd.

109 Kooklucht jes verwijdert men uit de keuken, door het plaatsen van een kom met heet water, waarin men wat lavendelolie druppelt.

110 Het aroma van de koffie wordt verbeterd, als men vóór het opgie­ten van heet water in de gemalen koffie een snuifje zout doet.

111 Bij het cake bakken e.d, verdient het aanbeveling op de bodem van de vorm een goed met vet bestreken stuk perkamentpapier te leggen, dat precies op de bodem past. De cake laat gemakkelijker los.

112 Springvormen, die niet helemaal dicht zijn, bestrooit men vóór het gebruik met paneermeel.

113 Gist onderzoekt men, doordat men een stuk in een pot met heet water laat vallen. Wanneer de gist de oppervlakte bereikt, heeft hij zijn kracht behouden.

114 Deeg met gist rijst heel goed in de zon bij het raam. Wanneer geen verwarmd vertrek in de overgangstijd voorhanden is, beantwoordt een kussen als warmtegever aan dit doel.

115 De cake, taart, enz. krijgt een mooie korst, wanneer men hem met melk bestrijkt vóór men hem in de oven schuift.

116 Cake e.d, brandt niet aan, als men een kleine schaal water onder de bakplaat in de oven plaatst.

117 Vastklevend gebak kan men gemakkelijker uit de vorm halen, wanneer men hem een poosje op een natte doek zet.

118 Chocoladeglazuur op gebak wordt spoedig vast, wanneer men daar­aan een eetlepel vloeibaar gemaakte palmine toevoegt. Snel aan­brengen.

119 Opdat bij het bakken van beignets het vet niet verbrandt, waar­door het baksel gauw te donker wordt, doet men enige erwten in het vet. Onder het bakken vervangt men deze.

120 Verse taarten zijn beter te snijden, als men het mes wat verwarmt of in heet water doopt.

121 Griesmeel en meel klonten niet, als men ze door een trechter giet.

NUTTIGE WENKEN VOOR DE HUISHOUDING

122 Vensters maakt men schoon met warm water en azijn, spiegels daarentegen met een zwakke zeepoplossing.

123 Vensterkozijnen wrijft men na het schoonmaken met boenwas in.

124 Doffe ruiten worden door bewerken met in regenwater bevochte brandnetels weer doorzichtig.

125 Doffe ruiten worden weer helder door afwrijven met puimsteen­poeder.

126 (niet aanwezig webbeheerder)

127 Ruiten worden ondoorzichtig, wanneer men ze met een oplossing van ongeveer een half pond zout op een kwart liter witbier bestrijkt.

128 Ruiten beschermt men tegen vorst, doordat men ze met een in glycerine gedompelde lap afwrijft, laat drogen en daarna blank polijst.

129 Hard geworden zeemlappen zeept men ’s nachts in, wast ze uit in geest van salmiak en droogt ze in de schaduw.

130 Zeemlapimitatie kan men zich verschaffen, wanneer men restjes van leren handschoenen enz. in kleine stukjes snijdt en deze op een koord tot een rol aaneen rijgt.

131 Beslaan van etalageramen wordt aldus voorkomen: men lost glyce­rine in spiritus op, laat dit staan tot het helder wordt, en neemt met deze oplossing, het liefst met een zeemlap, de ruiten af.

132 Spiegels worden gauw dof, wanneer men ze zo hangt, dat de zonne­stralen erop vallen.

133 Voor het schoonmaken van spiegels moet alleen een zwakke zeepoplossing gebruikt worden.

134 Glas wordt weer helder, als men het met een schijfje citroen af­wrijft.

135 Troebele glazen worden weer geheel doorzichtig, als men ze vrij lange tijd, gevuld met een oplossing van potas en salmiak, laat staan.

136 Troebelheid van persglas in de verdiepingen verdwijnt, als men de doffe plaatsen met een borstel met vochtig zout flink afboent. Naspoelen met sodawater en dan met schoon water.

137 Weinig gebruikte karaffen van glas maakt men vóór het wegzetten met vloei- of filtreerpapier goed droog.

138 Glazen schotels borstelt men met lauwwarm zout water af en droogt ze met een doek, waarop men van te voren wat geslibd krijt strooit.

139 Glazen springen bij het inschenken van hete dranken niet, als men er een vochtige doek omheen doet.

140 Glas wordt onbreekbaar, wanneer men het in een pot met koud water legt, waarin wat keukenzout opgelost is, en dan langzaam tot koken brengt. Na een half uur gekookt te hebben, alles weer laten afkoelen.

141 Verfstrepen op glas kan men met geest van salmiak of groene zeep snel verwijderen.

142 Deksels met schroefsluiting of glazen maakt men los door voortdurend boven een vlam rond te draaien.

143 Glas kan men vijlen, als men de vijl met in benzine gedrenkte kamfer bestrijkt.

144 Glas kan men zonder stukken te maken, doorboren, wanneer men op de plaats van het boren een druppel terpentijn aanbrengt. Voor het boren is een gewone spiraalboor voldoende.

145 Dun glas is met een grote schaar te knippen, als men dit onder water doet (b.v. een grote emmer).

146 Flessenhalzen kan men snijden, als men een in terpentijnolie ge­dompelde draad zorgvuldig om de desbetreffende plek aanbrengt, aansteekt, en de nog warme fles dadelijk in koud water onder­dompelt.

147 Op glas kan men met aluminium letters krassen.

148 Waterflessen maakt men schoon door uitspoelen met water, waar­aan gesneden aardappelschillen worden toegevoegd.

149 Flessen reinigt men, doordat men krantenpapier in kleine stukjes scheurt, men zout water in de fles doet en krachtig schudt. Fijn gemaakte eierdoppen en schoon warm water hebben dezelfde uitwerking. Goed spoelen.      .

150 Sterk ruikende flessen en vaatwerk verliezen hun lucht, als men ze met zwart mosterdmeel en wat warm water meermalen flink schoon spoelt.

151 Flessen, thermosflessen enz., moeten geopend blijven, als men ze niet gebruikt. Ze worden dan niet muf.

152 Bij flessen, waar door gisting de kurk eruit gedreven is, sluit men liever niet met een kurk, maar met linnen- of perkamentpapier.

153 Glazen stoppen, die men met moeite eruit moet trekken, bestrijkt men rondom met wat olie en probeert dan de stop door draaien uit de fles te trekken.

154 Glazen stoppen, die vastzitten, kan men verwijderen, als men de hals van de fles voorzichtig verwarmt.

155 Etiketten van flessen verwijdert men, door ze goed vochtig te maken en eventueel boven een vlam te houden.

156 Flessen worden luchtdicht afgesloten, als men de stevig erin ge­perste kurk aan de hals van de fles afsnijdt en in een oplossing van gelatine in sterke azijnessence dompelt.

157 Porselein houdt men vóór het gebruik 2 uur in gewoon water. Het wordt daardoor steviger.

158 Waardevol porselein wast men het best met een in lauwwarm water gedompelde spons.

159 Porselein met gouden randen mag niet in sodawater gewassen worden.

160 Porselein en glas krijgen een mooie glans, als ze in een borax­oplossing afgespoeld worden.

161 Ingebrande vlekken op licht porselein verwijdert men met enige druppels zoutzuur, dat men enige minuten laat inwerken. De plek­ken goed nawrijven en met warm water afwassen.

162 Nieuw keukengerei van aardewerk kan men tegen springen be­schermen, doordat men het vóór het eerste gebruik in een grote pot met koud water zet, aan de kook brengt en het langzaam laat afkoelen.

163 Geëmailleerd vaatwerk gaat langer mee, als men het voor het eerste gebruik met water uitkookt en dit in het vaatwerk laat afkoelen.

164 Badkuipen van emaille of porselein reinigt men met opgelost ge­slibd krijt. Met koud water naspoelen.

165 Badkuipen en lampetkommen zijn uitstekend door het afwrijven met sinaasappelvruchten te reinigen.

166 Lelijke randen op wasbakken, emmers enz., die door bewerking met zeep en borstel niet weg te krijgen zijn, verwijdert men met een met petroleum of alcohol bevochtigd doekje.

167 Geëmailleerd vaatwerk, dat van binnen zwart geworden is, wordt met zeepwater uitgekookt en glimmend gehouden door het afwrij­ven met wat vochtige houtas.

168 Bruin geworden emaillen wast men met in water opgelost speksteen. Alleen een’ vrij lange bewerking heeft succes.

169 Grauw geworden geëmailleerd vaatwerk reinigt men met verdund zoutzuur.

170 Messen ontdoet men van uien- en vislucht, door ze enige tijd in vochtig zand te stoppen.

171 Uienlucht verwijdert men van messen, als men daarna worteltjes snijdt.

172 Lichte azijnvlekken op messen kan men door wrijven met spiritus en puimsteenpoeder of zand verwijderen.

173 Haringlucht op bestekken gaat weg, als men ze met kolenas afwrijft en met sodawater naspoelt.

174 Vislucht op bestekken verwijdert men, als men ze in heet water spoelt en door een vlam haalt.

175 Messen worden gauwer scherp, als men ze van de rug naar het scherp toe slijpt; niet omgekeerd.

176 Keukenplanken, die krom getrokken zijn, legt men een dag tussen natte doeken.

177 Klerenborstels reinigt men het beste door ze telkens weer over een schoon stuk papier te halen.

178 Alle borstels, die met water in aanraking komen, moeten na het gebruik met het haar naar beneden neergelegd worden. Anders roesten de bevestigingdraden.

179 Nagelborstels, waarvan het haar vol van niet-opgeloste zeep zit, weekt men enige uren in zout water. Een eetlepel zout op een kwart liter water is voldoende.

180 Bij het schoonmaken van haarborstels kan men het gepolijste hout sparen, door dit vóór het wassen met vaseline in te smeren, die achteraf weer gemakkelijk verwijderd kan worden.

181 Haarborstels reinigt men op prachtige wijze in koud water, waar­aan men wat geest van salmiak toevoegt. Een krachtige aluin­oplossing maakt zachte borstels weer hard.

182 Nieuwe tandenborstels zet men vóór het gebruik een dag met het haar in water, wat een zeer goede invloed op de duurzaamheid heeft. 183 Zeperige en kleverige badsponzen worden in warm zoutwater gron­dig gewassen en dan enige tijd in karnemelk gelegd.

184 Sponzen blijven langer goed, als men ze na gebruik in de zon ge­heel laat drogen.

185 Sponzen reinigt men door ze met stukjes citroen ta kneden en ze dan in schoon water goed uit te spoelen.

186 Sponzen worden mooi wit, als men ze in warm water, waarin men per liter een theelepel natron doet, wast, uitspoelt en in het water laat liggen. Later in de zon drogen.

187 Harde wassponzen zijn uitstekend geschikt voor raderen.

188 Kappen van kinderwagens en witleren overtrekken reinigt men met een lauwwarm aftreksel van houtzeep. Met een linnen lap na­drogen, met kleurloze schoencrème inwrijft en met een wollen lap nawrijven.

189 Wasdoek blijft mooi, als men het met koude melk reinigt.

190 Witte deuren reinigt men met geslibd krijt. Een kopje daarvan met warm water roeren en de deuren daarna bestrijken. Met schoon water naspoelen en met zachte doeken drogen.

191 Houten vaatwerk wordt grauw, als men het met sodawater afwast.

192 Houten vaatwerk reinigt men het best met zeepwater.

193 Houten vaatwerk reinigt men, als men het met water vult en daar­in zemelen schudt. De inhoud laat men zó lang in het vaatwerk, totdat hij gaat gisten. Alle kwalijke stoffen worden door het water opgenomen.

194 Gasfornuizen maakt men praktisch schoon, doordat men de ringen met de openingen voor het gas krachtig met een borstel bewerkt.

195 Vastzittende branders bij het gasfornuis bewerkt men met petro­leum en draait zó heen en weer, tot het vastzittende gedeelte los­raakt. Nooit hamer en tang gebruiken.

196 Inktpotten reinigt men, doordat men het reservoir met azijn of ver­dund zoutzuur vult en enige dagen laat staan; dan met fijn zand, dat men in de oplossing mengt, krachtig schudden en goed spoelen.

197 Vuile speelkaarten wrijft men met droge magnesia af en boent ze met een zachte doek na.

198 Olieverfkwasten worden na gebruik in terpentijn-surrogaat uit­gewassen en in een pot met water bewaard.

199 Verharde olie- en lakkwasten maakt men zacht door ze enige dagen in carbolineum te zetten.

200 Hard geworden kwasten e.d. weekt men goed in heet zeepwater. Met terpentijnolie afwassen.

201 Tinnen voorwerpen reinigt men met petroleum tot een papje ge­mengde sigarenas.

202 Staalwaren worden mooi glimmend, als men een aardappel door­snijdt, het snijvlak in poederkalk dompelt en daarmee de voorwerpen afwrijft.

203 Het wrijven van de doorgesneden aardappel in fijn amarilpoeder is ook een goed middel gebleken.

204 Roestvlekken op staal lost men in petroleum op.

205 Roestvlekken verwijdert men ook door afwrijven met kurk of vlak­gom.

206 Roest verwijdert men van staal door het afwrijven met sigarenas, die even met petroleum bevochtigd is. Met ’n zachte doek nawrijven.

207 Roest kan men voorkomen door het inwrijven van het desbetreffende even verhitte voorwerp met bijenwas.   .

208 Roest op staal verhindert men, door de instrumenten met paraffineolie in te vetten.

209 Een goed invetmiddel voor fietsonderdelen is een mengsel van gelijke delen was en terpentijnolie.

210 Schaatsen worden na het gebruik schoon gemaakt, met olie inge­wreven en op een warme plaats opgehangen.

211 Stalen pennen reinigt men door ze in een rauwe aardappel te steken.

212 Roest op nikkel verwijdert men door het bestrijken der voorwer­pen met dikke olie. Ze enige dagen met olie te laten liggen en dan met geest van salmiak afwrijven.

213 Roestvlekken op nikkelen vaatwerk verwijdert men door ze met alcohol af te wrijven, waaraan men in hardnekkige gevallen even­tueel nog een druppel zwavelzuur toevoegt.

214 Om nikkelen vaatwerk jarenlang als nieuw te houden, wast men het nooit met soda en tinzand, maar wast men het met schoon heet water.

215 Dof geworden nikkelen voorwerpen gaan weer spiegelen, als men ze met stearine-olie inwrijft.

216 Ongebruikte bestekken roesten niet, als men ze met glycerine in­wrijft en ze in zijdepapier wikkelt.

217 Roestvlekken op fijne messen verwijdert men met inktvlakgom.

218 Roestige scharen legt men voor het loswerken van de roest in petro­leum. Met oud papier nawrijven.  Dit laagje schuurt men met een grove doek eraf, nadat het van te voren een tijd op het roest heeft ingewerkt.

219 Roestige strijkijzers bestrijkt men met wat boter en fijngewreven zout.

220 Het roesten van tuingereedschap wordt vermeden door het be­strijken met een papje van 3 delen uitgesmolten spek en 1 deel daarin gesmolten hars.

221 Metalen voorwerpen behoedt men tegen roest door een laagje van 6 delen vet, 1 deel kamfer en wat grafiet.

222 Pas gevormd roest verwijdert men van het ijzer door het met een met olie bevochtigde kurk af te wrijven.

223 IJzer blijft jarenlang vrij van roest, als men het een kwartier in een oplossing van soda en potas legt en dan in de buitenlucht laat drogen.

224 Roest voorkomt men op emmers door ze na gebruik droog te wrijven en omgekeerd te bewaren.

225 Het vuilnisvat blijft langer geschikt voor het gebruik, als men telkens vóór het gebruik de bodem met een laag zaagsel bestrooit, opdat het niet roesten kan.

226 Roestige hekken moet men vóór het bewerken met een scherpe draadschuier schoonmaken en met warme lijnolie bestrijken.

227 Schroeven zijn gemakkelijk los te krijgen, als men terpentijnolie eraan doet en de schroeven verhit.

228 Het inroesten van schroeven voorkomt men, doordat men ze voor het gebruik in hete olie, waarin men wat grafiet gedaan heeft, dompelt.

229 Om spijkers en ijzer tegen roest je beschermen, werpt men ze gloeiend in koude olie.

230 Een goed smeermiddel, dat het voordeel heeft, steeds bij de hand te zijn, is een gewoon potlood, dat zeer geschikt is voor het smeren van deurscharnieren, wat zó geschiedt, dat men de scharnieren met de punt van het potlood goed inwrijft.’

231 Dikke inkt mag men niet met water verdunnen. Men nèemt daarvoor wat azijn of wijngeest. .,.’

232 Zwarte inkt maakt men uit het sap van de blauwe bosbes.

233 Is een stalen pen in de inkt gevallen, dan moet hij direct eruit gehaald worden (het best met een magneet), omdat pennen de inkt ontleden.

234 Verbleekte handschriften frist men weer op, als men ze met een stuk vloeipapier bedekt, dat in opgelost ijzervitriool gedrenkt is

235 Potloodschriften maakt men duurzaam door het met melk te penselen. Dit schrift kan niet uitgevlakt worden

236 Calqueerpapier maakt men zelf doordat men goed schrijfpapier in petroleum drenkt en laat drogen.

237 Verstopte stempels maakt men weer gebruiksklaar, doordat men ze als een lakstempel op vloeibaar zegellak drukt. Aan het zegellak blijven alle vuildeeltjes hangen.

238 Verdroogde stempelkussens maakt men weer geschikt voor het gebruik, als men ze met glycerine bestrijkt. Daardoor wordt de kleurstof opgelost en het kussen kan weer gebruikt worden.

239 Schrijf tafelbladen overtrekt men met donker laken. Men bestrijkt daartoe het blad goed met meubelmakerslijm en rolt van één kant uit het van te voren goed op maat gesneden laken strak erover. Dan laken wat groter te nemen dan het blad en om de kanten heen en legt men er zware voorwerpen op (boeken). Praktisch is het, het plakken.

240 Schuifladen gaan makkelijker open, als men alle randen met droge zeep bestrijkt.

242 Opgeplakte postzegels kan men weer verwijderen, door de binnen­kant van het couvert te bevochtigen.

243 Aan elkaar klevende postzegels, rentezegels enz. legt men onder een transparant papier en strijkt ze met een heet ijzer. Men kan ze dan van elkaar halen.

244 Papier wordt onbrandbaar, als men het enige keren in een vrij sterke aluinoplossing dompelt en dan laat drogen.

245 Papier maakt men waterdicht, als men het met een boraxoplossing, waarin men schellak gedaan heeft, aan beide zijden drenkt.

246 Tenten en dekzeilen maakt men waterdicht, als men ze enige dagen in een loog legt, die men verkrijgt, als men ca. 1 pond eikenschors in ca. 8 liter water kookt. Na het doordrenken goed spoelen.

Z47 Bindtouwen koord maakt men ongevoelig voor weersinvloeden door het te drenken in een oplossing van aluin of lijnolie.

248 Scheuren in paraplu’s kan men zelf repareren, doordat men een stuk van dezelfde soort stof onder het gat plakt. Als plakmiddel neemt men collodium met een paar druppels ricinusolie. De stof moet bij de reparatie zo droog mogelijk zijn.

249 Paraplu’s spant men om te drogen maar half open. De scharnieren moet men even oliën. Men bewaart ze onopgerold, met de knop naar beneden, staande in de kast.

250 Vochtige vertrekken droogt men door het plaatsen van enige bak­ken met ongebluste kalk, die het vocht aantrekt.

251 Tegen huiszwam helpt een veelvuldig en overvloedig begieten met petroleum, waarin zout opgelost is.

252 Huiszwam verdwijnt door de plaatsen, waar het om gaat, verscheidene malen te bestrijken met een sterke ijzervitriool-oplossing.

253 Dit geldt ook voor een sterke kopervitriool-oplossing.

254 Ook is het nuttig herhaaldelijk met carbolzuur te bestrijken.

255 Mos op daken enz. kan men verwijderen met een kalkpap, waarin men wat ijzervitriool gedaan heeft.

256 Vochtige keldermuren bestrijkt men met een mengsel van 93 delen pannemeel en 7 delen loodgift, dat men met lijnolievernis tot een massa vermengt, die maar net uitgestreken kan worden.

257 Muren beschermt men tegen schimmel, door ze te bestrijken met een oplossing van 1 deel salicylzuur op 4 delen alcohol.

258 Schimmel in en op vaten verwijdert men, door ze nat af te bor­stelen en te wassen met heet sodawater, waaraan men wat zwavel­zure kalk. kan toevoegen.

259 Als tonnen en houten vaten lekken, dan vult men ze met hooi of stro, legt stenen erop en begiet ze herhaaldelijk met water. Het hout zet dan uit.

260 Houten palen (posten, stijlen) rotten niet weg, als men het in de grond uitstekende gedeelte met gekookte lijnolie, waaraan men wat gepulveriseerde kool toegevoegd heeft, bestrijkt.

261 Houten voorwerpen beschermt men tegen houtworm, als men ze met een als volgt samengestelde beits bestrijkt: keukenzout, peper, mosterdzaad, knoflook en alsem wordt in ongeveer dezelfde ver­houding in azijnalcohol gekookt. Een of twee keer bestrijken.

262 Houtworm verwijdert men door penselen met carbolzuur of ter­pentijnolie op de door de houtworm aangevreten plekken.

263 Houtwormen vernietigt men, doordat men borden met eikels onder de wormgaten zet. De lucht van de eikels lokt de wormen uit de gaten, zodat men ze gemakkelijk doden kan.

264 Houtwormen gaan dood, als men in de wormgaten benzine giet en dan met was of kit afsluit. De zich ontwikkelende gassen doden de wormen.

265 Houtworm in rieten meubels verdrijft men, als men de meubels enige dagen in water plaatst.

266 Dunne planken bespijkert men op de volgende wijze: vóór het in­slaan de spijkers op de kop zetten en een lichte tik op de punt geven. De wat plat geworden punt perst zich niet meer in de vezels, maar maakt ze ‘kapot, zodat het hout niet meer splijt.

267 Spijkers kan men beter in hard hout slaan, als men ze van te voren met zeep heeft ingesmeerd.

268 Stoelpoten krassen niet op de vloer, als men er kleine stukjes vilt onder doet.

269 Om het uitglijden van ladders te voorkomen, plakt men aan de onderkant kleine stukjes gummi of vilt.

270 Aftgesplinterde mangelrollen omwikkelt men met flanel en naait het z6, dat het zeer strak zit.

271 Het barsten van linoleum verhindert men, als men azijn en olie in dezelfde verhouding mengt en daarmee het linoleum vaak inwrijft.

272 Behang wordt afwasbaar door het bestrijken met een mengsel van 2 delen schellak en 12 delen water opgelost.

273 Lucht van plakmiddelen verdwijnt, als men in het pas behangen vertrek een pot met gloeiende kolen brengt. Op de brandende kolen strooit men jeneverbessen en sluit de kamer 12 uur.

274 Olieverflucht in de kamer verdrijft men door enige platte bakken met zout water te plaatsen, die de lucht aantrekken.

275 Om tabakslucht uit de kamer te verwijderen, hangt men ’s nachts vochtige doeken op.

276 Kwalijke gootlucht wordt vermeden, als men nu en dan een stuk soda in de afvoer legt.

277 Radiatoren van centrale verwarming veroorzaken een slechte lucht in de kamer, als men ze niet elke week vochtig afneemt.

278 Slechte kamerlucht verbetert men door het branden van suiker. De zich daarbij ontwikkelende gassen zijn kiemdodend.

279 Slechte kamerlucht wordt beter” als men koffiedik op een gloeiende kolenschop door de kamer draagt.

280 Goede kamerlucht in de winter krijgt men, als men nu en dan een appel van de zilverspar in de kachel doet.

281 Aangename lucht in de kamer krijgt men, als men sterk geurende rozenbladeren in een fles doet (zonder ze te verfrommelen) en een dunne laag zout erop doet. Tenslotte wat wijngeest erbij en gesloten op een koele plaats bewaren. Als het dan nodig is, plaatst men de fles open in de desbetreffende kamer.

282 Ter verbetering van de lucht in de ziekenkamer plaatst men een pot met heet water, waarin men enige druppels lavendel- of euca­lyptusolie doet.

283 Vloeren in ziekenkamers reinigt men met water, waaraan men per emmer 10 eetlepels lysol toevoegt (niet omgekeerd). Bij het gieten van water op lysol vormen zich vergiftige dampen. Met dit mengsel reinigt men ook de kamerpotten.

284 Kerstbomen blijven langer goed, als men ze in een bak met vochtig zand plaatst en dit vochtig houdt.

285 Kerstbomen blijven langer fris, als men de boom met de stam enige dagen in een mengsel van glycerine en water plaatst.

286 Met Kerstmis heeft men bloeiende takken, als men begin december takken van seringen en andere lentebloemen afsnijdt en in een warm vertrek in een vaas zet. Er moet steeds zoveel water bij­gegoten worden, als er verdampt; de bladeren moeten met warm water bespoten worden.

287 Sparrentakken blijven langer goed, als men ze in een mengsel van gelijke delen glycerine en water dompelt.

288 Sparrengroen blijft fris, als men de schuin afgesneden vlakken enige tijd in water zet en dan met zegellak bedekt.

289 Kaarsen branden langzamer op, als men om de pit tot poeder gewreven zout legt.

290 Kerstboomkaarsen druppelen niet, als men ze vóór gebruik onge­veer een uur in zout water doet en naderhand vanzelf laat drogen.

291 Kaarsen kunnen geheel opbranden, als men het einde van de kaars reeds vóór het plaatsen in de houder met een stuk staniol omwikkelt, dat, daar het onbrandbaar is, deze zuinigheidsmaatregel mogelijk maakt.

292 Kaarsen doven vanzelf uit, als men op de gewenste plek een gum

292 Kaarsen doven vanzelf uit, als men op de gewenste plek een gummiring strak spant. Deze trekt samen, als de vlam nadert en dooft de kaars.

293 Kaarsstompjes kan men door smelten en vermengen met terpentijn tot boenwas verwerken, dat op vloeren en linoleum te gebruiken is. Voorzichtig! Terpentijn is zeer brandbaar.

294 Goede parketboenwas krijgt men, als men 1 deel hele aardwas in 5-6 delen warm gemaakte boenwas oplost.

295 Vloeren worden ondoordringbaar, als men ze bewerkt met een oplossing van paraffine in petroleum.

296 Voegen in vloeren vult men voor de helft met werk op en daarop brengt men kit aan.

297 Voegen in vloeren vult men met een mengsel van meubelmakerslijm en krullen. Om de gewenste kleur te krijgen, doet men er van te voren wat lichte of donkere oker bij.

298 In de winter blijft de kamer warmer, als men onder het kleed kranten legt.

299 Vóór het stoken ventileert men de kamer grondig, daar frisse lucht sneller warm wordt dan verbruikte.

300 Slecht trekken der kachel is te wijten aan koude lucht in de schoorsteen. Men behelpt zich doordat men wat stro of losse krullen verbrandt, waardoor de koude lucht in de schoorsteen verwarmd wordt.

301 Vuur van kolen brandt langzamer, als men er een handvol zout op doet.

302 As stuift niet bij het verwijderen uit de kachel, als men een emmer met een natte doek bedekt, en de as telkens voorzichtig onder de doek in de emmer stort.

304 Voegen in tegelkachels besmeert men met een pap van bruinsteen en waterglas. De pap wordt na enige tijd geheel hard.

305 Lekkende warmwaterflessen zijn nog te gebruiken, als men ze in plaats van water met verhitte pitten van vruchten (kers, pruim) vult, die de warmte zeer lang vasthouden.

306 Waterleidingpijpen beschermt men tegen vorst door het aanbrengen van een dikke pap van kiezelgoer, die men met oude doeken omwikkelt.

307 Waterleidingen ontdooit men, als men de pijp met ongebluste kalk bedekt, resp. met stro omwikkelt en bevochtigt. De door het blus­sen van de kalk ontstane warmte zal meestal voldoende zijn.

308 Bevroren waterreservoirs in W.C.’s ontdooit men door een hete warmwaterfles, die men erop legt, met een doek bedekt.

309 Huisdeuren beveiligt men, door de sleutel te laten zitten en hem door een draad z6 te bevestigen, dat hij van buitenaf niet eruit gestoten kan worden.

310 Afgespeelde grammofoonplaten wrijft men met fijne olie in. Dan zijn ze weer te bespelen.

311 Olieverf voor het verven van tuinmeubelen en houten omheiningen maakt men bestand tegen het weer, als men er een toeslag van gelijke delen roggemeelstijfsel en pekel erdoor mengt.

312 Zware meubelen moet men nooit helemaal tegen de wand, vooral niet tegen buitenmuren aan plaatsen, omdat ze anders van het vocht te lijden hebben.

313 Zware meubelen kunnen gemakkelijk verplaatst worden, als men spekzwoerd met de vette kant naar beneden onder de poten legt.

314 Gepolitoerde meubels reinigt men door ze met een papje van aardappelmeel en olijfolie af te wrijven.

315 Gelakte meubelen reinigt men door bestrijken met in wijngeest opgeloste schellak. Met een linnen lap drogen en glimmend wrijven.

316 Gelakte voorwerpen reinigt men door het bestrijken met een meng­sel meel en boomolie. Met een wollen lap nawrijven.

317 Geverfde meubels mogen al1eenmet een verdunde salmiakoplossing afgewassen worden. In geen geval mag men bij, zulke meubelen zeep of soda gebruiken.

318 Eikenhouten meubelen wast men met warm bier af. Ze worden dan als nieuw.

319 Licht eikenhout kan men een veel donkerder tint geven, doordat, men het met een in geest van salmiak gedoopte lap inwrijft en vochtig laat staan.

320 Gebeitste meubelen reinigt men met wat boenwas en door ze met een wollen lap te wrijven, Geen water gebruiken.

321 Uit nieuwe meubelen verdrijft men de verse lucht, wanneer men er een pot met kokende melk in zet en de deuren dicht houdt.

322 Muffe lucht in meubelen verwijdert men door uitwassen met sodaloog, waaraan men overmangaanzure kali toevoegt.

323 Nachtkastjes blijven vrij van luchtjes, als men in de bodem of op de achterkant niet te kleine gaten boort.

324 Lucht van, mottenballetjes verdwijnt, als men geel mosterdmeel in de kasten doet.

325 Het stuiven bij het kloppen van beklede meubelen voorkomt men, door een in azijnwater gewrongen doek erover te leggen.

326 Met gobelin of zijde beklede meubels frist men op, door ze met een flink in aardappelmeel gedompeld watje af te wrijven en ze met een zachte borstel te bewerken.

327 Met leder beklede meubelen frist men weer op, door ze met een mengsel van eiwit en lijnolie te bestrijken.

328 Matrassen borstelt men van tijd tot tijd met een in benzine ge­doopte borstel af.

329 Rieten meubelen worden mooi wit, als men op de volgende wijze te werk gaat: men lost in lauwwarm water enige eetlepels zuringzout (vergif!) op en mengt er precies zoveel geslibd krijt doorheen. Met dit mengsel borstelt men de meubels goed af. Dan met azijnwater naspoelen.

330 Gevlochten manden moeten geregeld met warm water afgeborsteld en dan’ afgewassen worden. Bij het water wat zout voegen. Daar­door gaan de manden niet alleen langer mee, maar ze blijven er ook als nieuw uitzien.

331 Manden blijven beter, als men onder de bodem latten spijkert.

332 Gevlochten zittingen worden weer mooi fris, als men ze met zout water afborstelt.

333 Losse stoei rotting wast men met spons en heet water aan de achterzijde. Op een warme plaats drogen; niet bij de kachel.

334 Vloerkleden frist men op door het bewerken met zuurkool.

335 Vloerkleden frist men op, als men ze met rauwe geraspte aardappels borstelt.

336 Vloerkleden houden bun frisse kleuren, als men ze vóór het vegen met vochtig hout bestrooit.

337 Onder vloerkleden en -matten legt men krantenpapier, dat men eenvoudig behoeft op te vouwen om het vuil te verwijderen.

338 Kleine vloerkleden reinigt men, door ze over kort vochtig gras te trekken.

339 Vloerkleden reinigt men in de winter met sneeuw, die enige tijd moet blijven liggen.

340 Vloerkleden klopt men aan de achterzijde, want zó wordt het meeste stof verwijderd. De voorkant niet kloppen, maar stevig afborstelen.

341 Vloerkleden van stofrestjes worden bij het wassen gauw grijs, waarom het beter is ze alleen te kloppen en niet te wassen.

342 Kokoslopers kan men het beste reinigen door ze in stromend water te hangen.

343 Omkrullen van vloerkleden komt niet voor, als men aan de onderkant der hoeken stijf bordkarton vasthecht en daarover linnen naait.

344 Ter bescherming van traplopers legt men papier onder de kanten.

345 Goudgalons spoelt men met koud’ water af en wrijft men met ‘een wollen lap glimmend.

346 Schilderijen met vergulde lijsten neemt men bij het kamer schoon­maken niet af, maar bedekt ze met doeken. De lijsten reinigt men met salmiakwater.

347 Olieverfschilderijen reinigt men door afwrijven met een doorgesneden ui.

348 Dood rookzwart geworden vergulde lijsten worden’ met verdunde wijngeest afgewreven en met een zachte lap nagewreven.

349 Vergulde lijsten worden glanzend, als men ze met vochtig zout afwrijft en met een zachte lap bewerkt.

350 Fotografieën reinigt men door een met spiritus bevochtigd watje.

351 Gipsfiguren reinigt men door bestrijken met dik gekookte stijfsel, die bij het drogen afspringt en het vuil meeneemt.

352 Gipsmodellen reinigt men met een sodaoplossing en wrijft ze dan met een doek af. Dan bestrijkt men de figuren met een dunne magnesturnpap. Deze laten drogen en afborstelen.

353 Gevoelige porseleinfiguren droogt men na het reinigen door ze met spiritus te besprenkelen. De vluchtige spiritus neemt ook het water bij het verdampen mee, zonder vlekken achter te laten.

354 Albast is het best met warm sodawater te reinigen. Na het drogen met een zeemlap afwrijven.          ‘

355 Echte en onechte stenen reinigt men met een zacht borsteltje en wat eau de cologne. Eerst moeten ze echter enige minuten in eau de cologne liggen.

356  Echte en valse diamanten kan men onderscheiden, als men het sieraad of de afzonderlijke diamant in volkomen helder water legt. De echte diamant schittert onder water net zo’ als daarboven; de valse niet.

357 Barnsteen wordt weer glimmend, als men hem met een wollen lap en wijngeest bewerkt.

358 Koralen reinigt men met een in zeepwater gedoopte linnen lap. Met een stuk leer krijgt men een zeer diepe glans.

359 Gitten sieraden worden diep glanzend door ze met een in olie gedoopt watje af te wrijven.

360 Papier-maché wrijft men met warme alcohol glimmend; niet in water.

361 Geweien reinigt men met verdund zeepwater. Goed naspoelen en goed drogen door ze af te wrijven met een linnen, lap.

362 Stearine verwijdert men van metalen kandelaars door deze in heet water te dompelen. Afkrabben geeft krassen.

363 Lichtkronen van brons reinigt men door ze met warme cichorei­bloesem af te wrijven. Met zachte doek nawrijven.

364 Gebronsde voorwerpen maakt men schoon met een stuk wildleer, dat met spiritus een weinig bevochtigd is.

365 Ivoor wordt weer wit, als het met benzine of wijngeest afgewreven wordt. Met een flanellen lap droog wrijven.

366 Geel geworden pianotoetsen neemt men met een watje af, dat men met verdunde spiritus (1 : 1) bevochtigt.

367 Dunner geworden pianotoetsen wrijft men af met een mengsel van chloorkalk en water. Verhouding 1 : 4.

368 Ivoor maakt men schoon met een zachte kwast.

369 Gele ivoren knoppen bleekt men door ze met zout water te wassen, Dan onder een glazen plaat in de zon leggen om te bleken.

370 Ivoren voorwerpen en sieraden worden met verdund zeepvlokwater en een zachte kwast gereinigd.

371 Ivoor wordt weer wit, als men het met een in terpentijn gedoopte flanellen lap afwrijft en dan aan de zon blootstelt. Handvaten van messen van ivoor herkrijgen hun zuiverheid, als men ze met een in zout gedompelde citroenschil afwrijft.

372 Marmer en ivoor kit men met een mengsel van 4 delen gips, 1 deel gepulveriseerde Arabische gom en wat water, dat tot een dikke pap geroerd wordt en in een dikke laag aangebracht moet worden.

373 Marmerplaten reinigt men door afwrijven met olie.

374 Marmer wordt mooi glanzend door afwrijven met een oplossing van gele was in terpentijn.

375 steenharde kit verkrijgt men uit gipsalbast en melk.

376 Porselein wordt met witte olieverf gekit, die men op de breuk aan­brengt. De delen stevig samen binden tot de verf droog is.

377 Arabische gom en andere kleefstoffen drogen niet in, als. in de pot waarin ze zich bevinden, een stukje kamfer gelegd wordt.

378 Voorwerpen van celluloid kit men, doordat men de uiteinden van dé breuk in azijnzuur dompelt. Laten drogen, nadat ze samen ge­bonden zijn.

279 Gedeukte voorwerpen van celluloid worden glad, als men ze in heet water legt.

380 Vloeibare lijm bereidt men, doordat men gewone meubelmakerslijm enige uren in water weekt, de tot dusver nog niet door de lijm geabsorbeerde massa afgiet en de lijm in een waterbak kookt. Is hij vloeibaar, dan giet. men er wat houtlijm bij, roert alles goed door elkaar en vult het eindproduct in flessen met wijde halzen.

381 Goede, goedkope bureaulijm is waterglas.

382 Eiwit is een goede briefsluiter, daar zelfs waterdamp dit niet kan oplossen.

383 Goedkope en duurzame lijm is uiennat.

384 Stijfselpap. Men maakt stijfsel met koud water aan (zonder klonters) en voegt er al roerende kokend water aan toe. Dit plaksel is geschikt voor het inplakken van foto’s.

385 Papier kan men op metaal plakken, als men het metaal met soda afwast en het nat van uien als kleefstof gebruikt.

386 Papier plakt op glas, als men waterglas als bindmiddel gebruikt.

387 Glas kit men met een oplossing van 3 vellen witte gelatine op 1 eetlepel hete azijn. Dit kit is transparant en duurzaam.

388 Glaslijm verkrijgt men, als men vislijm in wijngeest kookt.

389 Vensterreten zijn gemakkelijk met een mengsel van geslibd krijt en lijnolie te dichten.

390 Petroleumlampen walmen niet als men de pit voor het gebruik enige uren in azijn legt en weer laat dregera

391 Petroleumlampen. Doet men bij een liter petroleum 4 gram terpen­tijnolie en 2 gram kamfer, dan brandt de lamp helderder en zuiniger.

392 Petroleumlampen geven een helderder vlam, als men een halve theelepel zout bij de olie doet.

394 Zaklantaarnbatterijen blijven langer branden, als men ze droog be­waart en bij het verminderen van hun lichtvermogen herhaaldelijk op de kachelpijp verwarmt.

395 Hard geworden gummi legt men in een oplossing van 1 deel ammo­nia of geest van salmiak en 2 delen water. Na deze behandeling wordt het weer goed elastisch.

396 Gummispenen mag men niet koken. Het is voldoende, als men ze goed met water spoelt en in koud water laat liggen.

397 Hard geworden gummiringen worden zacht, als men ze in geest van salmiak legt.

398 Bezems mogen niet in de buurt van de kachel bewaard worden, daar de warmte voor de haren schadelijk is.

399 Krom gedrukte haren of borstels in de bezem richten zich weer op door ze boven een ketel met stomend water te houden.

400 Oude kurken kookt men in het zoutwater op. Ze worden daardoor zacht en verliezen tevens de, oude kurken eigen, slechte lucht.

401 Toiletzeep droog te bewaren. Dus niet op platte schalen leggen, maar op geribd karton of hout.

402 Zeep duurt langer, als men aan de onderkant een stuk staniol perst, waardoor het oplossen van de zeep verhinderd wordt,

403 Breinaalden glijden niet zo gauw uit het handwerkje weg, als men aan de punten der naalden een stukje kurk bevestigt.

404 Alcohol heeft minder uitwerking, als men bij het drinken nu en dan enige koffiebonen kauwt.            .

405 Moutbier, selterwater e.d. kan men makkelijker inschenken, als men zijn lichaamswarmte op de drank enigszins overbrengt door beide handen om de fles te leggen.

406 Sigarenroken is bijna onschadelijk, als men sigarenpijpjes gebruikt, die ten  dele met katoen gevuld zijn.

407 Sigarenkistjes verliezen de tabakslucht, als men enige druppels spiritus erin giet en direct verbrand.

408 Sigarenas is zeer geschikt voor tandenpoetsen.

409 Ongebruikte koffiekannen spoelt men vóór het gebruik met heet water uit, daar anders de koffie muf smaakt.

410 Brillenglazen beslaan niet, als men ze met wat glycerine en groene zeep insmeert en dan met een leren lapje schoon wrijft.

411 Spiritustoestellen mogen pas bijgevuld worden, als ze helemaal afgekoeld zijn, omdat een vonkje al een explosie kan veroorzaken.

412 Zinken badkuipen krijgen scheurtjes, als men er eerst heet water in giet.

413 Knellende ringen kan men makkelijk aftrekken, als men de vinger enige minuten dik omwikkelt en na het losmaken van het verband de arm enige minuten in de hoogte houdt. Eventueel herhalen.

414 Goud reinigt men met geslibd krijt.

415 Gouden kettingen legt men 15 minuten in een oplossing van zout en sterke azijn. Dan afwassen en met een doek nawrijven.

416 Horlogekettingen reinigt men met droge sigarenas.

417 Gouden voorwerpen reinigt men met een doorgesneden ui, eventueel naspoelen en goed afdrogen.

418 Zilverpapier reinigt men met vloeipapier.

419 Zilveren voorwerpen reinigt men grondig door ze 15 minuten lang te koken in sterke oplossing van salmiakgeest. Na het afspoelen met krijt afwrijven.

420 Zilveren voorwerpen krijgen een mooie glans, als men ze met tot witte as verbrand papier polijst.

421 Vlekken op zilveren lepels verwijdert men door wassen in heet water, onder toevoeging van .borax, Ook het afwrijven met de binnenkant van aardappelschillen is een praktisch middel.

422 Zilver, dat gepoetst moet worden, legt men in heet zeepwater met soda, poetst het stuk voor stuk en droogt het heet af, opdat het zijn mooie glans behoudt.

423 Ei vlekken op zilveren lepels. verwijdert men met vochtig zout.

424 Oude zilveren bestekken worden met wijngeest afgewreven, met heet water afgeborsteld en met een wollen doek droog gewreven.

425 Vlekken op alpaca wrijft men met wat geslibd krijt af, dat met spiritus bevochtigd is.

426 Onechte metalen reinigt men met zuivere alcohol en een watje. Eventueel ingezette stenen met een stuk leer afwrijven.

427 Metalen: ongezouten hete pap van witte bonen is een goed middel om de vlekken van metalen van alle soorten te verwijderen.

428 Dof messing reinigt men door het af te wrijven met verdunde azijn en naspoelen met warm water.

429 Oud messing wast men met onverdunde geest van salmiak af; flink borstelen en met schoon water goed naspoelen. Het Wordt dan als nieuw.

430 Deursloten van messing ontdoet men van kopergroen, door ze met petroleum en zand af te borstelen, met een vochtige lap weekt en met een zachte doek droogt.

431 Gereedschappen van messing en rood koper zijn gemakkelijk te rei­nigen door ze te behandelen met een hete pap van zuurkool.

432 Koperen vaatwerk reinigt men met hout as, met toevoeging van wat geest van salmiak.

433 Koperen ketels zijn goed en vlug te reinigen, als men ze van te voren met heet water vult.

434 Ketelsteen verwijdert men, doordat men een half uur lang aard­appelschillen in de ketel kookt, die de ketelsteen los weken.

435 Aanzetten van ketelsteen in waterreservoirs kan men voorkomen, als men een schoon stuk marmer in de’ ketel legt. Een stuk luffa (sponsachtige vruchtvezels) neemt mettertijd alle ketelsteen op.

436 Aluminium vaatwerk gaat er weer goed ‘uitzien, als men appelschillen of zure melk erin kookt. Wassen met soda is schadelijk.

HET VERWIJDEREN VAN VLEKKEN

437 Met benzine mag alleen met de grootste voorzichtigheid gewassen worden. Doordat in vertrekken, waarin vuur brandde (onschadelijk vuur in de kachel), stoffen e.d. met benzine gereinigd werden, zijn er al heel wat ongelukken gebeurd. Benzinedampen zijn buitenge­woon explosief en brandgevaarlijk.

438 Een goede ontvlekker is tetra. Is beter dan benzine, laat geen ran­den achter, en is niet brandgevaarlijk. Tetra is geschikt voor het verwijderend van verf-, teer-, olie-, olieverf-, harsvlekken enz. en is in apotheken en bij drogisten te koop.

439 Een goede ontvlekker, vooral voor zijden stoffen, is hete houtskoolas, die men in een zijden lapje doet en daarmee de vlek aanstipt, totdat hij verdwenen is.

440 Vlekken door onbekende oorzaak in stoffen kan men vaak ver­wijderen doordat men de stof in een sterke zoutoplossing doet en in de zon bleekt. Met schoon water naspoelen en, zo nodig, de behandeling herhalen.

441 Randvlekken als overblijfsel van ontvlekken, kan men voorkomen. wanneer men de stof, terwijl hij nog vochtig is, strijkt.

442 Bloedvlekken op fijne handwerkjes zijn te verwijderen door er een beetje bevochtigd stijfsel op te leggen. Het papje laten drogen en eraf’ blazen.

443 Roestvlekken in de was verwijdert men, als men een mespuntje, zuringzout in een kwart liter kokend water oplost en de vlekken erin houdt, tot ze verdwijnen. Dadelijk met schoon water krachtig naspoelen.

444 Verse roestvlekken zijn door afwrijven met zure melk te verwijderen.

445 Roestvlekken van elke soort verwijdert men door behandeling met een mengsel van aluinpoeder en wijnsteenzuur in gelijke verhouding.

446 Brandvlekken in was. 100 gram chloorkalk lost men in precies 1 liter water op en bestrijkt de verbrande plekken zo voorzichtig mogelijk met de oplossing, die men daarvóór lange tijd heeft laten staan. Gesteven was eerst in heet water van stijfsel ontdoen. Met koud water goed naspoelen.

447 Brandvlekken in witte was verdwijnen, als men ze koud bevoch­tigt, met zout bestrooit en in de zon legt.

448 Stof, die door te heet strijken geel geworden is, wast men dadelijk in gewone azijn uit. De vlek zal direct verdwijnen. Is de azijn echter niet kleurloos, dan wordt het kwaad verergerd.

449 Brandvlekken in lampenkappen verdwijnen door bevochtigd zout.

450 Vochtvlekken in was verwijdert men door inwrijven met een op­lossing van 10 delen water, 1 deel zout en 1 deel salmiak. In de lucht drogen en als was behandelen. Eventueel vaker herhalen.

451 Tabaksvlekken in witte zakdoeken verdwijnen, als men ze met spiritus inwrijft en enige tijd laat liggen. Eerst in alcohol en dan in schoon water. Tenslotte met helder water afspoelen.

452 Levertraanvlekken in de was verwijdert men, als men de plekken in terpentijnolie dompelt en met warm zeepwater afspoelt. In de zon bleken.

453 Parfumvlekken ‘in zijden zakdoeken verdwijnen door afwrijven der zijde met even verwarmde glycerine.

454 Cacaovlekken gaan alleen weg door water, zonder zeep.

455 Koffievlekken verdrijft men met verdunde glycerine.

456 Theevlekken verdwijnen, als men er enige malen kokend water over giet.

457 Vlekken in was door helse steen, verwijdert men door onder zwavel­zure natron. Bij oude vlekken helpt rood bloedloogzout (bij drogist te krijgen).

458 Vlekken door krammen enz. verwijdert men. met een wijnsteenzuuroplossing (1 theelepel wijnsteenzuur op een’ halve liter water) . Als het middel geen succes heeft, bleekt men met waterstofsuperoxide, dat in dezelfde verhouding verdund is. Dan nog zoveel; geest Van salmiak erbij doen, tot de oplossing duidelijk er naar ruikt.

459 Inktvlekken in witte was verdwijnen, als men het ‘goed in wat citroensap legt. Hardnekkige vlekken laat men langer daaraan blootgesteld en men herhaalt, zo nodig, de behandeling.

460 Inktvlekken in witte was verwijdert men, zolang de vlek nog vers is, door· het goed in sterk zout water te leggen. Grondig wassen.

461 Inktvlekken in vloerkleden wrijft men herhaaldelijk met sterk zout water af. Met verdunde oplossing van geest van salmiak naspoelen.

462 Inktvlekken verwijderen door het wrijven met vochtige sigarenas.

463 Hardnekkige inktvlekken verwijdert men door ze herhaaldelijk af te wrijven met terpentijn.

464 Inktvlekken op hout verwijdert men het beste met sterk zwavelzuur.

465 Inktvlekken op de handen verdwijnen door ze af te wrijven met de binnenkant van een citroenschil.

466 Vette jaskragen borstelt men af met verdunde geest van salmiak. 1 deel op 10 delen water), en dan met schoon water naspoelen.

467 Glimmende vlekken in kamgaren stoffen verwijdert men, als men ze in een oplossing geest van salmiak en water (I : 10) drenkt en de plekken met een warm bevochtigde borstel borstelt. Met schoon water naspoelen.

468 Glimmende plekken op kostuums verdrijft men door ze met een afkooksel van klimopbladeren, waarbij men wat salmiak doet, af te wrijven.

469 vet uit jaskragen, hoeden, stoffen, verwijdert men, doordat men de te behandelen plekken bevochtigt en met hertshoornhout wrijft, tot er schuim ontstaat. Na enige minuten met lauw water naspoelen.

471 Vetvlekken verwijdert men door met zout te wassen, dat in geest van salmiak wijngeest of brandewijn opgelost is.

471 Verse vetvlekken zijn door het afwrijven met droge aardappelschil­len te verdrijven.

472 Vetvlekken op vloerkleden bestrijkt men met een dikke pap van leem en water. Na 1 dag afkrabben en met schoon water naspoelen.

473 ‘Vetvlekken op gekleurde wollen stoffen en leer verwijdert men, door er een stuk vloeipapier over te leggen en er een heet ijzer op te zetten. Zo nodig herhalen.

474 Vetvlekken in marmer zijn door daarop aangebrachte benzine­magnesia te verwijderen. Met schoon water goed afwassen.

475 Vlekken op marmer. Met puimsteen of fijn schuurpapier afwrijven en met vlakgom glad maken.

476 Soepvlekken op wollen stoffen verwijdert men door afwrijven met een mengsel van gelijke delen terpentijnolie en benzine. Met lauw warm zeepwater nabehandelen.

477 Teervlekken in wollen en zijden stoffen wast men voorzichtig met zeepvlokwater uit.

478 Harsvlekken in stoffen verwijdert men, als men de plekken met terpentijn. bevochtigt, zacht wrijft, met vloeipapier bedekt’ en met een strijkijzer bewerkt. .

479 Harsvlekken verwijdert men door bewrijven met spiritus.

480 Regenvlekken op zijden stoffen zijn meestal te verwijderen, als men de hele stof met een vochtige spons en warm water krachtig afwrijft, voorzichtig in doeken rolt en, al naar de soort van de zijde, half droog of droog strijkt. .

481 Regenvlekken strijkt men meteen vochtige doek.

482 Vlekken van kopieerpotloden worden met spiritus ingewreven en dan luchtig met zeep uitgewassen.

483 Vlekken van kopieerpotloden zijn, door ze voorzichtig aan te tippen met eau de cologne, weg te krijgen. Daarna met schoon water goed spoelen.

484 Vlekken door rode’ inkt verdwijnen, door bestrijken met zuivere mosterd. Na de behandeling goed uitwassen.

485 Biervlekken op lichte wollen kleren krijgt men weg, als men ze met een mengsel van lauwwarm water en zuivere spiritus (gelijke delen) zorgvuldig in één richting wrijft.’ Tussen twee schone doeken strijken.

486 Biervlekken verdwijnen door uitwassen met lauwwarm salmiak­zeepwater. Ook dadelijk wassen met scherp zout water helpt.

487 Petroleumvlekken in fijne stoffen bestrijkt men met een pap van benzine en krijtpoeder. Na het drogen goed afborstelen.

488 Stearinevlekken verdwijnen’ uit stoffen en tapijten, als men een vloeiblad erop legt en daaroverheen gaat met een strijkijzer. Stank verwijdert men met eau de cologne.

489 Parfumvlekken wrijft men met spiritus. Ook helpt de behandeling met geconcentreerde warme glycerine.

490 straatvuil op donkere kleren moet worden afgewassen met een rauwe aardappelschil.

491 Kalkvlekken moeten dadelijk verwijderd worden om het weefsel niet aan te tasten. Eerst afborstelen. Uit witte stoffen worden kalkvlekken met azijn verwijderd.

492 Kalk~ en loogvlekken wast men met schoon water af, of met sterk verdunde azijn.

493 Kalkvlekken in vloeren eerst met stro afwrijven. Dan worden de plekken met een in azijn gedoopte grove lap afgewreven en nage­spoeld.

494 Olieverfvlekken verwijdert men met een mengsel van gelijke delen terpentijnolie en’ geest vim salmiak. Om het sneller te doen drogen er azijnether aan toevoegen.

495 Olieverfvlekken zijn, als ze nog vers zijn, door het aantippen met een lap met terpentijn of benzine te’ verwijderen. Oudere vlekken bestrijkt men stevig met groene zeep. Na een uur in regenwater uitwassen.

496 Etens-, olie- en vuilvlekken te behandelen met eau de cologne.

497 Lichtere olievlekken worden vochtig gemaakt, met een lap met benzine bestreken en met een heet ijzer gestreken.

498 Vet- en olievlekken op vensterruiten, spiegels e.d, verwijdert men met natte sigarenas.

499 Roetvlekken zijn gemakkelijk te verwijderen, als men goed schuimende zeep er met een borstel opbrengt en voorzichtig uitborstelt.

500 Roetvlekken op de handen verwijdert men door zwaveldamp. Men bevochtigt de handen en, nadat men ze gezwaveld heeft, wast ze met zeep af.

501 Gedroogd eigeel weekt men met glycerine en wast men met lauw warme zeepspiritus uit. Eventueel met vochtig zout nawrijven.

502 Schimmelvlekken op het behang verdwijnen, als men ze met een mengsel van 1 deel salicylzuur op 4 delen spiritus aantipt.

503 Boter- en verfvlekken op papier verwijdert men door verwarmen van de vlek en bestrooien met bolus (zegelaarde). Vrij lange tijd laten liggen.

504 Vliegenvuil op stoffen verwijdert men door het voorzichtig af te wrijven met verdund lauwwarm azijnwater.

505 Vliegenvuil op glas wrijft men met geest van salmiak eraf.

506 Vliegenvuil op glas voorkomt men door dit met een leertje, dat met azijn bevochtigd is, af te wrijven. Het aldus behandelde glas wordt door de vliegen gemeden.

507 Vliegenvuil op metaal wrijft men met spiritus weg.

508 Vliegenvuil op meubelen wrijft men met petroleum af.

509 Watervlekken op vloeren, vensterbanken enz. gaan eruit, door er wat sigarenas op te strooien. De as na enige dagen weer verwijderen en met een in petroleum gedrenkte lap nawrijven.

510 Voor vlekken en krassen op lichte deuren gebruikt men boenwas.

511 Lichte vlekken op lichte meubelen wrijft men met vlakgom af. In hardnekkige gevallen met inktgum.

512 Melk- en watervlokken in eiken meubelen verwijdert men met een dikke, oplossing van witte was en terpentijnolie. Met een wollen lap nawrijven.

513 Witte vlekken op gepolitoerde meubelen verwijdert men met een papje van sigarenas en petroleum. De pap erop aanbrengen, enige tijd zo laten, dan bewerken met een even geschroeide kurk, tot de vlekken verdwenen zijn. Afwassen en met een met petroleum be­vochtigde flanellen doek nawrijven.

514 Vlekken op metalen voorwerpen verwijdert men door het aan­brengen van een papje van sigarenas en petroleum. Na enige tijd flink wrijven, enige keren met lauwwarm water naspoelen en met een zachte doek afwrijven.

515 Vlekken door schoencrème zijn met wijngeest weg te krijgen.

516 Vlekken op leer verwijdert men met verdund azijnwater.

517 Vlekken op linoleum wrijft men met schuurpapier af. De plek goed wassen. Kleurt vanzelf weer bij.

518 Bronsvlekken verwijdert men door te weken in terpentijnolie of benzinoform. Licht wrijven.

519 Punchvlekken in stoffen verwijdert men door water of vlekkenwater.

520 Vruchtenvlekken in tafellakens e.a, zijn goed te verwijderen, als men ze eerst met zout bestrooit.

521 Verse wijnvlekken zijn met citroensap weg te krijgen, als men ze eerst met zout bestrooit.

522 Vlekken door rode wijn behandelt men met goed gevolg door ze met groene zeep in te smeren en zo spoedig mogelijk daarna met lauwwarm water uit te wassen.

523 Likeurvlekken verwijdert men met verdunde geest van salmiak; als ze kleurloos zijn, is schoon water voldoende.

524 Fruitvlekken zijn meestal met kokend water te verwijderen.

525 Fruitvlekken in stoffen krijgt men weg met zuivere spiritus, die men eerst met water verdunt.            ‘

526 ‘Vlekken door zwarte bosbessen en fruit verwijdert men met soda­water of verdunde geest van salmiak. Voorzichtig bij niet-wasechte stoffen!

527 Vlekken door blauwe bosbessen verdwijnen door ze met de binnen­kant van een citroenschil af te wrijven of door er wat citroensap op te druppelen. Met lauwwarm water naspoelen.

528 Vlekken van blauwe bosbessen in wit goed verwijdert men door ze te bestrijken met zure melk. Uitspoelen in lauwwarm water.

529 Kersenvlekken in de was behandelt men met zeepwater.

530 Vlekken door gras, fruit en wijn kunnen voor zover, ze niet met water in aanraking zijn gekomen, verwijderd worden door flink te wrijven met wijngeest. Eventueel overblijvende grauwe tinten ver­dwijnen in de was.

531 Grasvlekken verwijdert men met een oplossing van tinzout (1 mes­punt tinzout op een halve liter schoon regenwater). De plekken stuk voor stuk bevochtigen en dadelijk’ met helder water naspoelen.

532 Grasvlekken wast men met heet water en overvette zeep uit . Eventueel nableken.

533 Persvlekken op pluche verwijdert men doordat men de achterzijde bevochtigt en strijkt. Ook helpt het als men de stof over hete dampen haalt.

534 Oude fluweel frist men op, wanneer men het met benzine afwrijft en boven stoom houdt.

535 Vlekken in fluweel verwijdert men met gezuiverde citroenolie.

536 Nieuwe wasknijpers moet men voor het eerste gebruik in zeeploog even uitkoken, daar ze anders steeds de was vuil maken.

537 Witte was wordt mooi wit, als men een citroenschil in stukjes snijdt en die bij het koken van de was in de ketel doet.

538 Wit wasgoed wordt extra wit, als men een linnen zakje met eier­doppen in het waswater meekookt.

539 Transpiratielucht in de was verwijdert men door die in azijnwater te wassen.

540 Geel worden van zijden zakdoeken wordt vermeden, als men ze nooit kookt of met zeep inwrijft. In zeepschuim van lauw water drukt men het goed, wringt het luchtig en laat het drogen. Vochtig strijken.

541 Zwarte zijden stoffen wast men in een aftreksel van thee, waarbij men wat suiker gedaan heeft. De nog natte zijde aan de verkeerde kant strijken.

542 Zijden en kunstzijden kousen spoelt men in water, waaraan wat azijn toegevoegd wordt.       .

543 Waszij den kleren alleen met wasbenzine wassen.

544 Lichte zijden plissés blijven beter in de plooi, als ze met benzine gewassen worden.

545 Satijn wassen gaat beter met wat borax erbij.

546 Witte parasols wast men met een schone borstel en groene zeep af. Goed met lauwwarm water afspoelen en in de zon drogen.

547 Zijden Lampenkappen worden in lauwwarm water, waarin men wat geest van salmiak gedaan heeft, gewassen en in de lucht gedroogd.

548 Lampenkappen reinigt men door ze met benzine af te borstelen.

549 Stof onderzoekt men. op zijn wasechtheid, als men een deel ervan bevochtigt en op wit papier heen en weer wrijft. Wasechte stoffen laten geen kleurvlekken achter, niet-wasechte wel.

550 Gekleurde was alleen in de schaduw ophangen.

551 Gekleurd goed wast men snel, en wel in azijnwater. Tussen doeken rollen, dat geen plek de andere aanraakt. Snel drogen en dan aan de verkeerde kant niet te heet strijken.

552 Licht blauwe verschoten kleren wast men in water, waarin men enige druppels blauwe inkt heeft gedaan.      .

553 Gekleurde crèperparocain verkleurt gauw bij het strijken; vandaar eerst proberen op een plek, waar het niet op aan komt.

554 Gekleurde katoen blijft bij het wassen kleurecht, wanneer men bij het waswater wat azijn doet of in een loog van houtzeep wast.

555 Gekleurd borduurwerk bij het wassen niet wrijven, maar in matig warm water, waaraan’ borax toegevoegd is, spoelen. Koud naspoelen. Om het op te frissen legt men het nog in azijnwater. Tussen doeken uitpersen.

556 Wollen kleren wast men goed in een koude loog van houtzeep. Koud naspoelen.

557 Wollen kleren en pullovers worden voorzichtig gewassen, als men ze enige uren in regenwater legt en dan met zeepvlokken wast.

558 Verfrommelde franjes boven waterdamp houden en rekken. Bij het wassen niet uitwringen, maar ophangen.            ‘

559 Gewassen kant droogt men op praktische wijze boven een doek, die om een’ fles gewikkeld is.

560 Uitgehaalde wol wikkelt men stevig om een plank. In heet water dompelen en na het drogen weer los wikkelen. Ze wordt dan weer recht.

561 Stof kan men zonder vlekken verven, als men hem, zolang hij zich in de verf bevindt, voortdurend omroert. Eventueel aanwezige andere vlekken moeten van te voren verwijderd worden, vlekkig verschoten goed verft men zeer donker.

562 Stof en garen kan men bruin verven, als men groene notendoppen of tabaksbladeren in warm water legt en de voorwerpen enige tijd daarin laat liggen.

563 verf moet, alvorens bij het water te voegen, door een stukje mousseline gezeefd worden.

564 Stoffen, na het verven niet uitwringen, alleen maar uitpersen en ophangen.

565 Wit kant is zeer eenvoudig crème te kleuren, als men ze in hete Chinese thee legt.

566 Mousseline gordijnen houden hun kleur, als men ze in aluinwater spoelt (1 theelepel op 1 liter water).

567 Wasgoed moet men alleen warm sprenkelen.

568 Stijfsel voor extra fijne was kan men van kastanjes maken, als men deze schilt, raspt en dan met koud water begiet. Deze massa stevig kneden en een tijdlang laten staan. Na het afgieten van het water blijft dan de stijfsel achter.

569 Aan stijfselwater moet men wat zout toevoegen,. waardoor het las­tige kleven aan het ijzer bij het strijken vermeden wordt.

570 Gesteven was moet tegen vorst beschermd worden, daar ze anders niet meer stijf gestreken kan worden.

571 Om het bevriezen der was te voorkomen, voegt men bij het laatste waswater een handvol zout, dat goed opgelost moet worden. Niet al te veel, daar de was bij te veel zout slecht droogt.

572 Gesteven kragen, die aan de bovenkant scherp worden, maakt men glad door ze met een stuk stearinekaars te wrijven.

573 Het verfrommelen van gesteven overhemden bij het dicht knopen kan men voorkomen, als men de knoopsgaten van te voren van achteren vochtig maakt.

575  Gleeën (slijtage) in de plooien van de was voorkomt men, als men nu en dan de plooien anders legt.

576 Wasgoed met borduurwerk moet alleen aan de verkeerde kant op het wollen dek gestreken worden zonder strijkdoek tussen de onder­laag en’ het voorwerp.

577 Crêpestoffen strijkt men het best op een badhanddoek.

578 Heren zelfbinders wast men in een loog van 1 eetlepel Persil op 2 liter koud water. Bij het laatste spoelwater wat azijn voegen, in een badhanddoek drogen en heet strijken.

579 Lichte dassen reinigt men met een in benzine gedoopte lap; opdat er geen randen ontstaan, is snel nawrijven aan te bevelen .

580 Gebreide kleren, die bij het wassen gerekt zijn, legt men eerst in heet, dan in koud azijnwater.

581 Gebreide kleren moet men niet ophangen, maar neerleggen.

582 Knopen aan gebreide kleren voorziet men aan de achterzijde van een tegenknoop.

583 Wollen’ kousen worden niet viltachtig, als men ze voor het eerste gebruik met een zeer natte doek en een heet ijzer zo lang strijkt, totdat de doek droog is.

584 Scheef rekken van fijne stoffen voorkomt men, als men een stuk papier instikt, dat weer gemakkelijk weg te nemen is.

585 Zijden kant reinigt men, doordat men ze in koude zeepvlokkenloog even uitperst, goed spoelt en, nog vochtig, aan de verkeerde kant strijkt.

586 Gleeën verwijdert men uit zijde, door ze- eenvoudig met spiritus te  bevochtigen.

587 Alle gladde lakensoorten moeten aan de Verkeerde kant gestreken worden.

588 Onder donkere stoffen, die vochtig gestreken moeten worden, legt men enige vellen krantenpapier, waardoor een eventueel afgeven op de zich daaronder bevindende stof vermeden wordt.

589 Harde, dichte stoffen kan men naaien; zonder dat de naald erbij breekt, als men de onderkant van de naald met vochtige zeep bestrijkt.

590 Knippatronen kan men glad op stoffen leggen, zonder eerst te spelden, als men de patroon eerst opperst.

591 Een draad kan men makkelijk door een naald halen, als men deze in een stuk papier steekt. Het oog is dan duidelijk te onderscheiden.

592 Stoffen worden waterdicht, als men ze 24 uur in een pap van 125 gram loodsuiker en 125 gram aluin, die men in een weinig heet water opgelost en dan door de vereiste hoeveelheid lauwwarm water geroerd heeft, legt, en dan niet uitgewrongen ophangt.

593 Mantels maakt men waterdicht, door ze te drenken in een oplossing van azijnzure aluinaarde (1 : 10) en zo snel mogelijk droogt.

594 Lichte zijden mantel- en jakvoering reinigt men plaatselijk met wijngeest.

595 Vettige fluwelen kragen aan overjassen reinigt men met benzine. Wanneer men bovendien het fluweel met een halve ui tegen de draad in afwrijft, krijgt het zijn vroegere mooie kleur terug.

596 Goudgalons en -biezen worden met  een: zachte borstel en spiritus gereinigd en met een zachte doek gedroogd.

597 Bont. Opdat de steken bij het naaien niet scheuren, moet de binnenkant van het bont bevochtigd worden.

598 Onaangename lucht aan nieuw bont verwijdert men, doordat men het bont met fijngemalen koffie bestrooit en het in een linnen doek wikkelt. Na enige dagen zal de koffie de lucht verdreven hebben.

599 Bontmantels reinigt men het best door afwrijven met zemelen.

600 Nat bont mag niet bij de warme kachel gedroogd worden, daar het bont dan hard wordt en barst. Het bont mag maar langzaam drogen en wordt na het drogen met een porstel weer glad geborsteld.

601 Vellen en huiden reinigt men door ze af te wrijven met zemelen. Zeer vuile vellen reinigt men met Persil. Om te drogen ophangen.

602 Imitatie persianer reinigt men door kloppen en stomen.

603 Veren reinigt men in lauwwarm zeepvlokkenloog. Vezeltjes maar even persen. In lauwwarm water grondig, maar voorzichtig, spoelen en in een bloemenvaas te drogen zetten.

604 Sous-bras kan men zelf maken, als men van te voren op maat geknipte stukken batist enige malen in azijnzure aluinaarde legt en droogt.

605 Doorgetranspireerde kleren behandelt men door ze tussen twee doeken te strijken, die in salmiakwater gedrenkt zijn. Herhalen.

606 Kunstzijden kleren en ondergoed mogen niet opgehangen bewaard worden, daar ze anders hun vorm verliezen. Men doet er goed aan ze in een doos te leggen.

607 Plooien in gekreukelde kleren gaan weg, als men de kleren. in vochtige kelders ophangt.

608 Linnen bewaart men goed in een van binnen blauw geverfde kast, daar het op deze wijze niet geel wordt.

609 Voor het reinigen van gummi-jassen is warme zeeploog aan te bevelen. Na het wassen met een spons stevig naspoelen, Spiritus, terpentijn en vooral benzine, zijn voor gummi niet geschikt.

610 Badmutsen en badschoenen bestrooit men in de winter rijkelijk met talkpoeder en wikkelt ze in een doek.

611 Nauwe glacéhandschoenen rekt’ men op, als men ze in een vochtige doek legt en ze dan om te drogen over de hand trekt.

612 Glacéhandschoenen wast men, doordat men in een schoteltje met melk ongeveer 6 druppels zoutzuur doet, goed dooreen roert en de vuile plekken der handschoenen met een met deze vloeistof be­vochtig de flanellen lap stevig afwrijft.

613 Lederen handschoenen beschermt men tegen doorzweten, als men ze van binnen rijkelijk met talkpoeder bestrooit.

614 Handschoenen blijven langer goed aan de toppen, als men een klein propje watten erin schuift.

615 Wollen handschoenen reinigt men in lauwwarm water met wat galzeep. Door wassen met heet water worden ze viltachtig .

616 Wollen handschoenen worden waterdicht, als men ze in een oplos­sing van azijnzure aluinaarde dompelt.

617 Zijden handschoenen wast men aan de hand met zeep en lauwwarm water. Niet spoelen, na het drogen trekt men ze recht.

618  Witleren handschoenen reinigt men voortreffelijk door ze af te wrijven met benzine en ze na te wrijven met talkpoeder of speksteen.

619 Transpiratievlekken op hoeden verwijdert men, als men onder de zweetrand starriool aanbrengt.

620 Doffe strohoeden maakt men glanzend door ze voorzichtig met kleurloze lak te bestrijken.

621 Vervormde strohoeden houdt men boven stoom en perst ze met een vorm weer in de juiste verhouding.

622 Verschoten vilten hoeden frist men weer op door ze te wassen in een oplossing van ammonia en koolzure natron.

623 Met een anti mot middel behandelde vilten hoeden reinigt men met een oplossing van salmiak en water.

624 Natte vilten hoeden moeten vóór het drogen in de juiste vorm gebracht worden, daar het anders niet meer gaat.

625 Natte hoge hoeden laat men drogen. Hierop vouwt men een schone doek en houdt deze boven kokend water. Dan bewerkt men de hoed met de doek als een borstel.

626 Fluwelen hoeden, die nat geworden zijn, moeten vanzelf drogen, dus niet afvegen.

627 Onooglijk geworden fluweel met petroleum afwrijven, afborstelen en luchten. Het wordt dan weer als nieuw.

628, Spatten op kousen kan men in de meeste gevallen met vlakgom verwijderen.

SCHOENEN EN HUN BEHANDELING

629 In natte schoenen brengt men, om ze te drogen, spanners aan, of ,als deze niet beschikbaar zijn, oude lappen of krantenpapier.

630 Dof geworden schoenen worden weer glanzend, als men ze met een doorgesneden ui inwrijft en met een wollen lap nawrijft.

631 Waterdichte schoenen krijgt men, als men de schoenen enige uren in een flink dikke zeeploog zet en goed laat drogen.

632 Schoenen van brokaat reinigt men met een in wijngeest gedoopt watje.

633 Licht gekleurde schoenen reinigt men met kleurloze schoencrème. Wrijven met een wollen lap.         .

634 Een betere glans krijgt men bij het poetsen, als men aan de crème hars in wijngeest tot een dikke pap oplost en met die massa de kapotte plekken bestrijkt.

635 Barsten ,van het bovenleer, vooral bij militaire laarzen, wordt ver  (verder geen tekst, webbeheerder)

637 Gummischoenen gaan langer mee, als men ze na elk gebruik met koud water afwast en met een doek droog wrijft.

638 Onaangenaam kraken der schoenen wordt vermeden, als men de zolen goed in lijnolie drenkt.

639 Neusleer, dat knelt, wrijft en kneedt men, totdat het soepel wordt en meegeeft.

640 Te nauwe schoenen trekt men met natte kousen aan. Voeten flink bewegen. Ook brandspiritus erin gieten.

641 Lakschoenen barsten niet, als men ze op een leest gespannen be­waart. Inwrijven met glycerine is eveneens aan te bevelen.

642 Dof geworden lakschoenen worden weer glimmend, als men ze met terpentijnolie inwrijft.

643 Lastige transpiratielucht verdrijft men uit schoenen, als men ze met overmangaanzure kali uitwrijft.

644 Kousen worden beschermd. als men een zooltje van fluweel in de schoenen legt.

645 Schimmelen van schoenen bij het bewaren in vochtige vertrekken wordt vermeden, als men de schoenen met een oplossing van 1 deel (38) kamfer en 9 delen terpentijn bestrijkt. Ook ratten en muizen mij­den bij deze behandeling de schoenen.

646 Lage schoenen kan men, als men geen laarzenknecht bij de hand heeft, ook met behulp vaneen samengevouwen zakdoek aantrekken.

647 Gladde zolen verliezen hun onaangename gladheid, als men ze met schuurpapier afwrijft.

648 Schoenzolen worden onverslijtbaar, als men ze vaak met glycerine afwrijft.

649 Schoenzolen worden stevig en waterdicht, als men ze met vernis bestrijkt.

650 Bij het verzolen van kinderschoenen laat men de zolen wat uit­steken, De kinderen stoten dan de punten niet door.

651 Verdroogde schoencrème maakt men weer bruikbaar, door ze met een mengsel van terpentijn en benzine (gelijke delen) te vermen­gen. Niet verwarmen.

652 Looistof, die niet goed uit het leer gekomen is, veroorzaakt juist bij nieuwe schoenen branden der voeten. Als men spiritus in de schoen giet, wordt dit euvel vermeden.

BLOEMEN EN HUN VERZORGING

653 Bloemen steeds van boven begieten, Luchtgat steeds open houden, nooit water in de schoteltjes gieten.

654 De onderste opening bij bloempotten belegt men niet met scherven, maar met beenderresten, daar, deze aan de planten belangrijke voedingsstoffen geven (kalk).

655 Kamerplanten worden extra krachtig, als men bij het gietwater een paar druppels spiritus doet.

656 Bloemen worden automatisch begoten, als men op een tafel, waar­omheen men de bloemen geplaatst heeft; een emmer koud water zet, en van de’ bodem van de emmer wollen draden naar de bloemen leidt. De wollen draden zuigen zoveel water op, als de bloemen nodig hebben.          .

657 Bloemenmest wordt door de bloemen makkelijk opgenomen, als hij van te voren in water opgelost wordt.

658 Kamerbloemen begiet men met goed gevolg met water, waarin vlees afgewassen is. Dat is een goede bloemenmest.

659 Een goede bemesting voor bloemen zijn eierdoppen. Men legt deze in water en laat dit enige tijd staan. Al naar behoefte begiet men de bloemen er mee.

660 Kamermirten brengt men in de winter in een vorstvrij onverwarmd vertrek. Ze hebben weinig water nodig, ‘maar de knollen moeten steeds vochtig zijn.

661 Kamerlinden hebben een zonnige plaats nodig en veel water.

662 Krokusjes, in glazen bakken gekweekt, hebben weinig water nodig.

663 Palmen gebruiken weinig water; echter meer vocht uit de lucht. Daarom steeds waterbakjes op kachel of centrale verwarming plaatsen.

664 Cactussen krijgen in het winterhalfjaar bijzonder weinig water. In tamelijk warme kamers giet men ongeveer om de 14 dagen weinig. Te sterk begoten cactussen geven geen bloesems.

665 Een goede plantenmest is as van tabak en sigaren.

666 Regenwormen verdrijft men uit bloempotten, als men walnoot­bladeren of grote walnootschillen kookt en daarmee in koude toe­stand de stam begiet. De wormen komen dan aan de oppervlakte en kunnen gemakkelijk verwijderd worden.

667 stekjes knijpt men bij de stam af. Dan enige dagen in water zetten tot ze wortel geschoten hebben en dan in de aarde zetten.

668 Stekjes krijgt men einde juli, resp. begin augustus, doordat men de daarvoor geschikte takken naar de grond buigt, voor de helft insnijdt en de snij plaatsen in de aarde legt, met een steen erop. Na het wortel schieten voorzichtig potten.

669 Bloemen beschermt men tegen vorst door een laag krantenpapier tussen venster’ en potten.

670 Bloemen blijven 2 weken vers, als men elke dag het water verfrist en bij dit water een theelepel geest van salmiak doet.

671 Snijbloemen blijven langer goed, als men daarbij in de vaas een syprestak plaatst.    «

672 Snijbloemen blijven langer fris, als men om de snijvlakken een vochtige doek wikkelt.

673 Bloemen blijven langer fris, als men een koperen munt op de bodem van de vaas legt.

674 Heidekruid blijft langer goed, als men de droge takken enige uren in water legt (eventueel wat zoutzuur 1 : 10 erbij voegen).

675 Bloemvazen vallen niet om, als men een laag zand op, de bodem aanbrengt.

676 Bloembakken blijven duurzaam, als men ze met een mengsel van gelijke delen kalkmelk en lijnolie enige malen bestrijkt.

677 Sterrenkers kan men in ‘de kamer kweken, als men in een schaal o.i.d. bevochtigde watten legt en met zand en .kers bestrooit. De schaal eerst op een warme plaats, later bij het raam plaatsen.

678 Aardvlooien verdwijnen uit de bloemenpotten, als men lucifers met de kop naar beneden in de aarde steekt.

BELANGRIJKE TUINADVIEZEN

679 Tuinpaden zonder onkruid krijgt men door het neerleggen vim oud dakvilt en dat te bestrooien met grint.

680 Begieten der tuinpaden bij droog weer met zout water, belet het opkomen van onkruid.

681 Een grotere fruitoogst krijgt men door besproeien der bomen ten tijde van de bloei.

682 Vol, fris fruit oogst men, als de bomen op de dag vóór de pluk flink besproeid worden.

683 Boomkanker geneest men door de bomen te bestrijken met hout­azijn.

684 Appelbomen, zoete pruimen, zoete kersen, perziken en. bessen hebben meer kalk nodig dan peren, morellen en, kwetsen.

685 Vruchtbomen beschermt men tegen mussen, doordat men een klos garen kriskras over de boom in kwestie werpt. De mussen blijven met de vleugels daarin hangen.

686 Meeldauw en ander klein gedierte vernietigt men, als men ca: een halve kilo keukenzout op een grote emmer oplost en daarmee de aangetaste plekken besprenkelt.

687 Koolstronken moet men na de oogst verbranden, daar ze door insecten bij voorkeur als broedplaatsen gebruikt worden.

688 Oorwormen kruipen weg in holle vliertakken of holle stengels van de zonnebloem of opgerolde stukken papier en kunnen dan makkelijk gedood worden.

689 Rupsen op bessenstruiken doodt men, wanneer de struiken niet al te zeer zijn aangetast, door begieting met zeeploog.

690 Tegen wijnluisplant men tomaten tussen de stokken.

691 Bladluizen en rupsen op bessenstruiken vernietigt men aldus: men lost 80 gram aluin in kokend water op en verdunt dit in een grote emmer koud water. Met dit mengsel bespuit men de aangetaste struiken.

692 Rupsen op rozenstruiken doodt men, als mende natte struiken met as van tabak bestrooit.

693 Moeten rozen pas in de herfst bloeien, dan breekt men de knoppen tot de gewenste tijd eraf.

694 Plant men hennep om groentebedden, dan zijn deze tegen rupsen en insecten beschermd.

695 Hetzelfde bereikt men, als men tomaten tussen groente plant, daar de lucht van deze planten de vlinders verdrijft.

696 Spitsmuizen moet men niet doden, daar deze van slakken, wormen en insecten leven.

697 Slakken verdelgt men, als men natte planken op de grond legt, waaronder de slakken zich verzamelen.

698 Slakken kan men met likzout verdelgen.

699 Regenwormen verdrijft men door op het land houtas of poederkalk te strooien.

700 Regenwormen doodt men, als men de grond met verdund zout water begiet. ‘

701 Regenwormen komen aan de oppervlakte, als men een riek in de grond steekt en eraan schudt:

702 Ritnaalden zijn zeer taai en zijn alleen te verdelgen door de grond af te zoeken. Een goed hulpmiddel daarbij is, als men aardappelen doorsnijdt en met het snijvlak naar beneden stevig in de grond drukt. Het gedierte verzamelt zich daaronder en men kan ze van tijd tot tijd bijeen zoeken. Een verder hulpmiddel is sla, die men tussen de planten zaait en waarvoor de wormen een voorliefde hebben. Zodra de planten beginnen te verwelken, kan men ze met de wormen uittrekken.

704 Zaad beschermt men tegen vogels, als men het een dag in water legt en met poedermenie bestrooit.

705 Mussen verdrijft men van de bedden, als men daarop een hazenpootje legt.

706 Koolplanten als narcissen, krokussen enz. moeten om de paar jaar verplaatst worden en wel zo ver mogelijk uit elkaar, daar te dicht. op elkaar staande planten niet bloeien.

HUISDIEREN EN HUN VERZORGING

707 Om honden tegen ongedierte te beschermen, legt men in het hondenhok of bij kamerhondjes in hun mand, gedroogde varens.

708 Een hond reinigt men door zijn huid met een stevige borstel met: gebruik van zeep van kaliloog tegen de draad in te borstelen en hem dan laat zwemmen. In de winter slechts in de kamer warm af­wrijven.

709 Bonden met ongedierte baadt men in een sterk aftreksel van alsem.  Met schoon water afspoelen en kammen.

710 Hondenvlooien bestrijdt men, als men het dier nu en dan in creolinewater baadt en op zijn ligplaats droge varens legt.

711 Jonge honden geeft men als voorbehoedmiddel tegen hondenziekte­ wat zwavelbloem in het eten.

71’2 Honden- en kattenvoer moet zoveel mogelijk steeds hetzelfde en niet, te fijn zijn, opdat men de dieren niet verwent en kieskeurig maakt.

713 Een hond went gauw aan zijn nieuwe baas, als deze een spek zwoerd enige malen in de oksel neemt en dan aan het dier geeft.

714 Bijtende honden worden rustig, als men enige druppels waterige  ammonia op de neus of in de bek doet.

715 Honden gaan hoeken van huizen uit de weg, door deze te bestrooien met zwavelbloem, snuiftabak of peper.

716 Katten worden gauw!W kamerzindelijk, als men een karton met zaagsel voor ze klaar zet.

717 Kippenhokken houdt men vrij van luis, als men herhaaldelijk kalkt: en droge varens op de grond legt.

718 Kippen moeten meer leggen, als men zwarte karwij door het voer mengt;

719 Legnesten voor kippen brengt men in donkere hoeken aan.

720 Broedeieren na transport niet onderleggen; het best pas na 3 dagen.

721 Bij broedende vogels plaatst men voer en water in de nabijheid van de broedplaats om het: afkoelen der eieren te vermijden.

722 Tijdens vorst gevangen vogels eerst op een koele plaats brengen en pas na enige dagen in de warme kamer.

723 Marters en bunzingen vangt men met kastvallen of knippen, waarin een haring als lokaas bevestigd is.

HET VERDELGEN VAN ONGEDIERTE

724 Muizen en ratten blijven uit de kelder weg, als men elk voorjaar de muren met kalk bewerkt, waaraan men wat ijzervitriool toegevoegd heeft.         .

725 Ratten verdelgt men door het rondstrooien van deeg, waardoor heen men aluin gemengd heeft. Voor huisdieren is dit lokaas niet schade­lijk.

726 Ratten krijgt men te pakken, als men enige keren een mengsel van meel en suiker en daarnaast fris water neer zet. Na enige dagen mengt men fijn gepulveriseerd ongeblust kalkmeel bij meel en sui­ker. Voorzichtig met huisdieren.

727 Muizenvallen telkens vóór het gebruik met kokend water begieten en met spekzwoerd inwrijven. Als lokaas legt men een stukje geroosterd brood erin, waarvan de lucht voor elke muis onweer­staanbaar is.

728 Ratten en muizen lokt men gemakkelijker in de val, als men op het lokaas een druppel rozenhoutolie doet

729 Ratten en muizen verdrijft men, als men chloorkalk uitstrooit. Het ongedierte kan deze lucht niet verdragen.

730 Muizen verdrijft men, als men tot poeder gewreven oleanderbladeren met droog zand vermengt en in de gaten strooit.

731 Muizen verdrijft men uit de woning, als men kamfer in de gaten strooit.

732 Muizen verdrijft men door het neerleggen van pepermunttakjes en wilde kamillen. Ze kunnen de lucht dezer planten niet verdragen.

733 Muizen in de eetkamer doodt men, door het neerleggen van stukjes kaas, waarin men wat fosfor doet, dat men van lucifers schrapt.

734 Ratten verdrijft men, als men op dezelfde plaats een stuk kaas legt, tot ze eraan gewend zijn. Dan dezelfde kaassoort neerleggen, maar met vergif.

735 Ratten en muizen verdwijnen, als men de gaten met lompen ver­stopt, die in carbol of teer gedrenkt zijn.

736 Een dode rat, in teer gedompeld, verdrijft de andere.

737 Een goede rattenval. men vult een vrij hoge bak rijkelijk voor de helft met water en brengt daarop 1-2 duim kaf, dat men met meel bestrooit. De bak plaatst men daar, waar veel ratten zijn en men maakt door middel van een plank een verbinding tot aan de rand van de bak. De ratten vallen er door en moeten verdrinken.

738 Spitsmuizen, in de kelder ondergebracht, raken levensmiddelen niet aan, maar verdelgen pissebedden en verdrijven andere muizen.

739 Pissebedden verdelgt men;. doordat men ca. een theelepel wijngeest in een fles schudt, dat de binnenkant van de fles vochtig is van de wijngeest. De zo behandelde fles plaatst men zó in de kelder, dat de mond de grond raakten de diertjes er goed in kunnen kruipen. Ze worden dan door de wijngeest bedwelmd. Dan verzamelen en verbranden.

740 Pissebedden: vangt men, als men lege bloempotten met gekookte aardappels vult en deze met verdord gras bedekt.

741 Kelderongedierte wordt snel verdelgd, als men een pad in de kelder brengt.

742 Kelderslakken doodt men door het strooien van gebrand gips. Slakken niet als kippenvoer gebruiken.

743 Slakken verdwijnen, als men. met wagenteer bestreken plankjes in de kelder legt.

744 Tegen mieren helpt het volgende: men vult een vrij grote donkere pot, die volmaakt geglazuurd is, tot de helft met dun vloeibare honing, stroop of suikerwater, sluit de pot zo hermetisch mogelijk met een stuk sterk donker papier, in het midden waarvan men een gat zo groot als een erwt maakt. Tot de laatste toe, gaan de dieren in de pot en gaan dood.

745 Mieren verdelgt men, als men een spons met suikerwater bevoch­tigt, en neerlegt. De in de spons kruipende dieren met heet water doden.

746 Mieren verdelgt men, als men verse kervel of potas met suiker vermengt en rond strooit.

747 Mieren verdrijft men door het bestrooien der reten, waaruit ze komen, met chloorkalk en begieten met water. Even praktisch is het, stukken kamfer, die in spiritus gedoopt zijn, neer te leggen.

748 Mieren verdrijft men, wanneer men suiker met petroleum mengt, op de aangetaste plekken uitstrooit en aansteekt.

749 Mieren doodt men, als men verschaald bier suikert en in platte schalen op de desbetreffende plaatsen zet.

750 Honingpotten beschermt men tegen mieren door ze in water te zetten.

751 Wie veel last heeft ven mieren, zet tafels, waarop levensmiddelen staan, met de poten in water (bloempotschoteltjes),

752 Om honingpotten tegen mieren te beschermen, maakt men daarom dikke krijtkringen.

753  Kakkerlakken vangt men met poetslappen, die men in bier gedompeld heeft en gedurende een nacht neerlegt. De kakkerlakken verzamelen zich erin en kunnen ’s morgens opgeveegd en verbrand worden.

754 Kakkerlakken verdelgt men door het uitstrooien van een mengsel gelijke delen suiker en borax. De dieren barsten als ze daarvan eten.

755 Kakkerlakken verdrijft men, als men schillen van komkommers in de reten legt.

756 Om de eetkamer van vliegen vrij te houden, is het nuttig de venster­bank met citroensap te besmeren en een paar schijfjes citroen te laten liggen. De lucht verdrijft vliegen.

757 Vliegen verdrijft men, doordat men op de plaatsen, die daarvan vrij moeten blijven, kalebasbladeren neerlegt, die enigszins verbrand zijn.

758 Vliegen verdrijft men van ruiten enz. als men in stukjes gesneden uien kookt en met het afgekoelde nat de ruiten afveegt.

759 Vliegen verdrijft men door platte schalen met laurierolie neer te zetten.

760 Vliegen komen niet bij het vlees, als men schijfjes ui op ’t vlees legt.

761 Vliegen blijven van de vensters weg door het plaatsen van ricinus­planten voor de vensters.

762 Een goede bescherming tegen vliegen zijn brandnetelstruiken, die men voor het venster plaatst.

763 Vliegen lokt men aan door een· in lavendelolie gedrenkte spons. Daar gebruiken, waar vliegen de slaap storen.

764 Vliegenpapier maakt men, als men wat sacharine in water oplost, wat honing erbij doet en daarmee gewoon papier bestrijkt.

765 Met Insectenpoeder gedode vliegen niet aan de kippen geven (vergif!)

766 Vliegen en muggen verdelgt men, als men schuim van goede toilet­zeep op papier smeert en ’s avonds op een goed verlichte plaats neerlegt. De vliegen verzamelen zich daar en sterven.

767 Muggen verdrijft men uit de kamer door een stukje kamfer op gloeiend ijzer te leggen.

768 De ricinusplant is de grootste vijand der steekmuggen.

769 Wespen met gebroed verdelgt men, wanneer men ’s avonds laat of “s morgens vroeg een in petroleum of terpentijnolie gedrenkte lap in het vlieggat doet en aansteekt. Gat met een graszode bedekken.

770 Tegen wespen zet men schalen met geest van salmiak op de tafel.

771 Wespen’ zijn gemakkelijk te verdelgen, als men ’s morgens over het vlieggat een glasvliegenvanger aanbrengt, die met water en petroleum gevuld is.

772 Wollen dingen en bont zijn, in krantenpapier gewikkeld,’ absoluut beschermd tegen motten, daar motten krantenpapier mijden.

773 Motten, die zich in tapijten genesteld hebben, verdelgt men absoluut, als men een doek in kokend water met geest van salmiak dompelt, die aan de verkeerde kant van het kleed legt en met een zeer heet ijzer langzaam erover strijkt.

774 Motten verdrijft men, als men in de desbetreffende kamer, kast e.d azijn verdampt.

775 Motten blijven weg, als men de kast van binnen met terpentijnolie bestrijkt.

776 Een populaire bescherming tegen motten zijn notenboombladeren.

777 Een reukloos beschermingsmiddel tegen motten krijgt men, als men pijpzwavel in kleine stukjes slaat en deze in de klerenkast en andere opbergplaatsen voor wol en bont neerlegt.

778  Motten en steekmuggen verdelgt men, als men in borden een oplossing van 1 deel formaline op 10 delen water doet en om de 48 uur ververst. Het verdient aanbeveling ’s nachts een kaars in het bord te plaatsen.

779 Viltlaagjes in piano beschermt men tegen mot door ze met wat peper te bestrooien.

780 Ongedierte achter behang voorkomt men, als men in plaats van roggemeel plakmiddel e.d., alleen een bijvoeging van vergif gebruikt.

781 Veel lucht en nog meer licht, zijn grootste vijanden der wandluizen. ‘

782 Wandluizen blijven van houten ledikanten weg, als men de binnenkant van het hout met olieverf bestrijkt.

783 Wandluizen verdelgt men, als men enige dagen in de kamer platte schalen met geest van salmiak plaatst. Vensters en deuren afdichten en het vertrek niet betreden.

784 Wandluizen in houten bedden doodt men, als men alle voegen en reten herhaalde malen met lijm dicht strijkt.

785 Een goed middel tegen wandluizen zijn saliebladeren.

786  Zout in een 3 keer zo grote hoeveelheid water opgelost, verdelgt de wandluizen, als men daarmee alle reten uitspuit.

787 Ammonia in schoteltjes, in een goed gesloten kamer geplaatst, verdelgt de wandluizen.

788 Alsem, die men in bedden, kasten en dozen doet, verwijdert wandluizen.

789 Wandluizen houden van droogte; daarom hebben ze een hekel aan het dagelijkse dweilen der kamers met zout water (100 gram op een emmer water).

790 Hoofdluis bestrijdt men, door het haar krachtig met petroleum in te wrijven en een wollen kapje erover te trekken; de volgende dag met lauwwarm sodawater wassen en met een stofkam stevig kammen. Deze behandeling herhaalt men enige keren.

791 Dieren bevrijdt men van luizen, als men ze in water wast, waarin aardappels gekookt zijn.

792 Bij varkens, die luis hebben, wrijft men een in olie gedoopte lap stevig over de rug

793 Vlooien verdwijnen, als men bij het dweilwater steeds aluin doet.

794 Vlooien verdwijnen eveneens, als men aan het dweilwater wat creoline toevoegt.

795 Vlooien verdelgt men, als men een schotel zeepwater met een heel dunne laag olie in het donker plaatst. In het midden boven de schotel bevestigt men een brandende kaars. De nu naar het licht toespringende vlooien vallen in het water dat ze doodt.

LICHAAMS-, GEZONDHEIDS- EN SCHOONHEIDSVERZORGING ‘

796 Een goed uiterlijk krijgt men door ’s morgens aan gymnastiek te doen.

797 Slaap is een schoonheidsmiddel, want hij verhoogt alle lichamelijke functies.

‘798 In de eerste uren slaapt men, om het eten goed te verteren, steeds op de rechterzijde, dan pas op de linker.

799 Een betrouwbaar middel om te slapen is het rauwe sap van 1-2 uien. Men moet het elke avond drinken.

800 Appels, laat op de avond gegeten, bevorderen het inslapen.

801 Tegen slapeloosheid helpt lauwwarme kamillethee, waarin men een paar druppels valeriaan gedaan heeft.

802 Tegen slapeloosheid neemt men van tijd tot tijd een dennennaaldenbad. Goed is ook verdunde valeriaanthee, of een korte wandeling vóór het slapen gaan.

803 Warme voeten hebben grote waarde als slaapmiddel.

804 Kan men niet goed inslapen, clan maakt men in bed liggend ademhalingsoefeningen.

805 Slapeloosheid bij kinderen bestrijdt men door koude omslagen om de kuiten. Deze omslagen zijn geheel onschadelijk en veroorzaken nooit verkoudheid.

806 Zij, die aan slapeloosheid lijden, moeten zoveel mogelijk veren bedden vermijden.

807 Nachtmerries komen niet voor, als men op z’n zijde ligt of onder wollen dekens.

808 Tegen nachtmerries drinkt men vóór het slapen gaan een kop thee van 2 lepels anijszaad en ’s morgens nuchter pepermuntthee.

809 Iemand, die snurkt, moet een in koud water gedompelde spons op zijn mond gelegd worden.

810 Snurken houdt op, als men zachtjes het strottenhoofd van de snurker aanraakt.

811 Tegen voorjaarsmoeheid helpt veel zuurkool in ongekookte toestand te nuttigen. Zeer goed is ook een kuur met ongegiste fruiten druivensappen.

812 Een mooie teint krijgt men, als men het gezicht met gedistilleerd melissewater wast. Door spoelen met koel water, waarin men enige druppels benzoëtinctuur giet, wordt de werking verhoogd.

813 Rimpels in het gezicht verwijdert men, doordat men de groene appels van de zilverspar kookt, de verkregen pap door een linnen doek zeeft en met dit aftreksel voor het slapen gaan met een scheut zijn gezicht wast.

814 Tegen rimpels in het gezicht houdt men dagelijks minstens eenmaal het gezicht dicht boven. een schaal met kokend water.

815 Tegen rimpels en groeven in het gezicht, masseert men de gelaatshuid ’s avonds na het wassen luchtig.

816 Tegen een rood aangelopen gezicht helpt, als men het gezicht in verdunde azijnzure aluinaarde baadt en goed afwast.

817 Mensen met rode neuzen moeten weinig vlees, maar veel groente en nog meer fruit eten en alle kruiden vermijden, vooral de buiten­landse.

819 Tegen glimmende neuzen bepoedert men gedurende de nacht de neus met amandelzemelen, die men ’s morgens met lauwwarm azijnwater eraf tipt.

820 Een rode neus kan men geleidelijk beter maken, als men de neus van tijd tot tijd met een in benzine gedrenkt watje afwrijft.

821 Tegen rode of bruine huid helpt wassen met koewarme melk en maakt men een kompres met wei. Dan met gekookte en weer afgekoelde melk wassen en ’s avonds inwrijven met 1 : 5 verdunde glycerine.

822 Gelaatsolie moet men alleen voor de nacht gebruiken, daar ze enige tijd nodig hebben, eer ze ingedroogd zijn.

823 Een vettige gelaatshuid bepoedert men ’s avonds met amandel­zemelen en wast deze de volgende morgen met lauwwarm water af.

824 Een droge huid niet poederen. Men gebruikt liever een doffe crème  (Materême.)    ,

825 Een harde huid weekt men in hete, van een weinig potas voorziene baden, en wrijft ze met een goede huidolie in.

826 Een zachte soepele huid krijgt men, als men de huid vaak met water bevochtigt, waaraan men enige druppels benzoëtinctuur toe­voegt en vanzelf laat drogen.

827 Een schone huid krijgt men, als men geschilde paardenkastanjes raspt en bij het waswater doet.

828 Een zuivere teint krijgt men door het gezicht herhaaldelijk in te wrijven met citroenschil.

829 Een zuivere teint krijgt men, wanneer men ’s morgens nuchter een kop koude thee van notenboombladeren drinkt, waardoor de onzuiverheden van de huid verdwijnen.

830 Huid met grote poriën wast men met hete melk.

831 Mee-eters bestrijdt men, doordat men ze met een oplossing van gelijke delen pepsine en borax, in water opgelost, bestrijkt.

832 Tegen zomersproeten 10 gram borax en 150 gram rozenwater.

833 Het sap van onrijpe aalbessen met zwavelbloem tot een dun papje maken en daarmee de zomersproeten ’s avonds bedekken, helpt in de regel.

834 Zomersproeten kunnen met de volgende oplossing onzichtbaar gemaakt worden: het sap van een verse citroen wordt in een lepel eau de cologne, een theelepel zouten 1% eiwit gemengd. Dit middel des avonds op de desbetreffende plekken strijken.

835 Zomersproeten kan men verwijderen, als men ze geregeld voor ’t slapen gaan met citroensap afwrijft. Ze verdwijnen geleidelijk allemaal

836 Kort gesneden mierikswortel met scherpe azijn aangemaakt en 14 dagen in de zon gezet, is een goed inwrijfmiddel tegen levervlekken (sproeten).

837 Hoofdzeer wordt bestreden met hete waterdamp, herhaaldelijk toegepast.

838 Klitwortelthee heeft bij vlekken van alle soort goed voldaan.

839 Bij baardschurft niet naar de kapper, maar naar de dokter gaan.

840 Z.g. baarduitslag wordt verwijderd, als men 3 nachten achter elkaar een dik gestreken masker van groene zeep aanbrengt.

841 Bij baarduitslag dagelijks meermalen flink hete waterdamp laten inwerken. ‘

842 Bij huiduitslag van elke soort, vermijdt men zoveel mogelijk varkensvet, ganzenvet, sterke koffie en spiritualiën.

843 Bij alle gevallen van huiduitslag drinkt men dagelijks tot 3 koppen viooltjesthee.

844 Bij huiduitslag werkt wassen met teerzeep genezend.

845 De huid beschermt men tegen koude door inwrijven met glycerine.

846 Bij een gevoelige huid doet men wat melk bij het waswater.

847 Voor een ruwe, springende huid, wassen met honingwater. 1-2 eet­lepels op 1 liter water.

848 Gesprongen lippen bestrijkt men met room of ongezouten boter.

849 Het beplakken van de gesprongen plekken der huid met het vliesje van een ei is nuttig.

850 Gesprongen handen behandelt men door ze dagelijks enige malen met een mengsel van glycerine oen citroensap af te wassen. Goed in laten trekken.

851 Ruwe handen vaak met boraxwater wassen. Men kan ze ook met olijfolie inwrijven.

852 Rode handen ontstaan door een sterke temperatuur verandering. Handen goed afdrogen en niet van koud in heet water steken.

853 Rode handen worden blank, als men ze vaak met een pap van kruimige aardappels afwrijft.

854 Blanke verzorgde handen krijgt men, als men de handen ’s avonds met glycerine inwrijft en gedurende de nacht wasleren handschoenen erover trekt.

855 Ruwe handen: inwrijven der handen met een zwakke oplossing schellak in spiritus, enige dagen vóór de was, voorkomt open handen.

856 Bij transpirerende handen ’s nachts handschoenen aantrekken, die van binnen met talkpoeder bestrooid zijn.

857 Wassen met kamferspiritus is goed tegen transpirerende handen.

858 Transpirerende handen wast men in lauwwarm water, waarin men enige korrels aluin doet. Zeep mag niet gebruikt worden.

859 Eeltige banden worden soepel, door ze te wassen met ruwe puim­steenzeep. Na het wassen met crème behandelen.

860 Wratten op handen worden verwijderd door ze vaak te wassen in heet afkooksel van eikenschors.

861 Wratten, overdag met uiennat aangetipt en ’s nachts met fijngehakte uien bedekt, verdwijnen.

862 Wratten verdwijnen, als men ze afkrabt en met peterselienat aantipt.

863 Wratten verwijdert men, als men een grote ui enige uren in water legt en meermalen des daags ‘een dikke schijf ervan op de wrat legt, tot deze week geworden is, zodat men hem zonder moeite kan verwijderen.

864 Wratten gaan weg door aantippen met azijnzuur.

865 1 lepel borax in 1 fles regenwater aangemaakt en deze oplossing geleidelijk aan ’t waswater toegevoegd, is ’n goed middel tegen wratten.

866 Tegen wratten helpt een vrij lange tijd voortgezet inwrijven met een dikke massa van kernzeep (harde zeep).

867 Wratten met een dun ondereind bindt men met een draad garen af.

868 Kwalijke lucht aan handen verdwijnt door ze af te wassen met overmangaanzure kali.

869 Onaangename uienlucht en vislucht aan de handen verdwijnt snel, als men de handen met vochtig zout afwrijft.

870 Vuile handen door walnootschillen, aardappelschillen of appelschillen reinigt men door ze af te wrijven met zuur fruit, azijn of citroensap.

871 Handen gaan bij de was niet open, als men ze de dag ervoor met een mengsel van glycerine, alcohol en arnicatinctuur inwrijft.

872 Vingernagels, die door chemicaliën of vuil, lelijk geworden zijn, borstelt men af met waterstofsuperoxide.

873 Vingernagels, die gauw breken, wrijft men herhaaldelijk met olijfolie in.

874 Gelakte vingernagels zijn niet mooi, als de lak barst. Daarom is het beter, wanneer men de vingernagels polijst.

875 Vingernagels vult men voor het ter hand nemen van vuil werk, met zeep op. Zo wordt verhinderd, dat het vuil onder de nagels komt.

876 Om de handen bij tuinwerk te ontzien, wrijft men ze van te voren met glycerine in.

877 Vlekkerige handen, vooral in de inmaaktijd, voorkomt men, wanneer men ze, alvorens met het werk te beginnen, met azijn inwrijft en weer laat drogen. Ze nemen dan geen kleur aan.

878 Kleine kinderen kan men het duimzuigen en nagelbijten afwennen, als men de vingertoppen in een bitter maar onschadelijk aftreksel van kinabast doopt.

879 Haar krijgt een mooie glans, als men het in regenwater wast.

880 Baar wordt weer glanzend, als men bij het waswater wat azijn of citroensap doet.

881 Droog haar moet men niet vaak wassen. Om het breken te voorkomen, moet men het ook weinig aan de zon blootstellen.

882 Lang haar kan men na het wassen beter uit de war halen, als men aan het laatste, waswater wat wijnazijn toevoegt.

883 Haar blijft langer geurig en los, als men na het wassen eiwit tot schuim klopt en daarvan wat in het haar doet.

884 Haarverven en -bleken vernietigt het pigment in het haarvocht en is daarom schadelijk. Als er werkelijk geverfd moet worden, dan gebruikt men alleen natuurlijke middelen en geen chemische kleurstoffen.

885 Haarverkleuring. Haar van zuigelingen, dat ongewenst rood belooft te worden, kan men verven, doordat men het hoofd vaak met dikke melk wast. Het haar wordt en blijft dan stroblond.

886 Haaruitval gaat men tegen door de hoofdhuid rein te houden. Veel licht en lucht.

887 Tegen haaruitval is wassen met koud water met franse brandewijnen het vermijden van scherpe kammen, zeer nuttig.

888 Een goed middel tegen haaruitval: men snijdt een grote ui in stukjes, vermengt die met 100 gram franse brandewijn en laat dit 14 dagen trekken. Dan zeven, verdunnen met 2 delen water, en bijvoegen van een willekeurige hoeveelheid parfum. Met dit mengsel de hoofdhuid telkens weer inwrijven.

889 Tegen schilferen wrijft men de hoofdhuid wekelijks met eigeel in. Na even te hebben laten drogen, wast men met lauwwarm water na.

890 Haaruitval bestrijdt men door de hoofdhuid dagelijks in te wrijven met: 60 gram gezuiverde klitwortels met 2 liter water voor de helft inkoken, zeven,  liter franse brandewijn erbij doen en de vloei­stof in een goed met een kurk gesloten fles bewaren.

891 Bij roos wast men het hoofd met boraxwater. Goed naspoelen.

892 Het eenvoudigste middel tegen roos zijn afwassingen met sodawater. waarna inwrijven met goede haarolie.

893 Wimpers en wenkbrauwen houdt men glanzend en soepel, als men ze dagelijks met ricinusolie inwrijft.

894 Mooie wenkbrauwen krijgt men, als men ze als het haar verzorgt en borstelt. Gedurende de nacht kan men ze gerust met een beetje brillantine inwrijven, die men ’s morgens weer afwrijft.

895 Hoofdpijn. Is de pijn in het hoofd zeer hevig en gaat hij gepaard met koorts, dan is een dokter nodig.

896 Hoofdpijn. Druk in het voorhoofd, vlak boven de ogen, gepaard gaande met duizeligheid en gebrek aan eetlust, wijst op een bedorven maag. Een hongerkuur is een goed middel er tegen.

897 Bij hoofdpijn aan één kant zijn vaak herhaalde afwassingen van het achterhoofd met spiritus aan te bevelen.

898 Zware hoofdpijn aan één kant tengevolge van ernstige nervositeit wordt genezen door rust, stilte en donkerheid.

899 Bij nerveuze hoofdpijn helpt in de meeste gevallen een kop zwarte koffie, waarin men een citroen uitperst.

900 Nerveuze hoofdpijn verdwijnt door het bewrijven van de desbe­treffende plek met warm gemaakte franse brandewijn.

901 Drukkende hoofdpijn, die het gevolg is van geestelijke overbelasting, wordt op dezelfde wijze behandeld.

902 Bij hoofdpijn door bloedaandrang naar de hersenen maakt men vochtige voet- en beenomslagen.

903 Ook is het zeer goed, handen, armen en gezicht met koud water te wassen. Daarna stevig droogwrijven.

904 Hoofdpijn kan, men genezen door het masseren van de zich boven de nek bevindende spieren.

905 Tegen hoofdpijn bestrijkt men het voorhoofd met een doorgesneden citroen.

906 Tegen hoofdpijn helpt vaak een theelepel zout op een glas water.

907 Hoofdpijn verdrijft men, als men lange, pasgeschilde komkommerschillen met nog daaraan hangende pitten op voorhoofd en slapen legt.

908 Bij migraine helpt valeriaanthee en thee van duizendblad.

909 Oorpijn wordt verzacht door dampen van vlierbloesem thee of kamillethee.

910 Tegen oorsuizen helpen enige druppels uiensap, op katoen in de oren gedruppeld. Tegelijkertijd een warm voetbad met azijn.

911 Lopende oren worden genezen door indruppelen van opgeloste kern zeep (harde zeep).        \

912 Bij harde lucht watjes in de oren stoppen.

913 Kleine vreemde voorwerpen in het oor verwijdert men door de oren voorzichtig uit te spuiten.

914 Levende vreemde lichamen in het oor worden gedood, doordat men enige druppels zuivere olie in het oor druppelt.

915 Ook zeepwater is goed voor dit doel.

916 Oorworm kan men uit het oor lokken, wanneer men daarvoor een stukje groene walnootbast houdt.

917 Hardhorigheid bij kinderen staat telkens in verband met minderwaardigheid in het denken, Waarom alles in het werk gesteld moet worden om dat te genezen.

918 Het gehoor wordt gescherpt, als men kleine stukjes kamfer in watjes in het oor stopt.

919 Gehooraandoeningen nooit te licht opnemen, maar een specialist raadplegen.

920 Ogen, waarvan men te veel gevergd heeft, moest men vaker baden. Het is aan te bevelen het even lauwwarme water te vermengen met wat venkelthee.

921 Om het gezichtsvermogen te stimuleren bevochtigt men de oogleden en slapen dagelijks meermalen met koud water.

922 Bij ontstoken ogen zijn kamillebladen en het inwrijven der oogleden met zinkzalf een beproefd middel.

923 Een goed oogwater is bijna koud water, waarin men wat zout oplost.

924 Kalk in het oog, wast men met suikerwater uit.

925 Stof in de ogen verwijdert men, doordat men de wimpers van het bovenlid beetpakt en over het onderste trekt. Men baadt de ogen ook in koud water.

926 Een vreemd lichaam in het oog wordt verwijderd, als men de ogen in een bak met warm water houdt en daarbij de ogen enige malen opent en sluit.

927 Het genezen van een strontje wordt bespoedigd door vaak herhaalde, warmwater wassingen.

928 Koofjes op oogleden mogen nooit afgewreven, maar moeten met warm water losgeweekt worden. Bestrijken met honing belet roof­vorming.

929 Bij loensen legt men op het gezonde oog een dubbelgevouwen zwartzijden lap en bevestigt deze strak aan het hoofd, zodat slechts het zieke oog gebruikt kan worden. Binnen ca. 14 dagen is het loensen in de regel voorbij.

930 Het bed moet zó geplaatst worden, dat het kind, om in het licht te kunnen zien, naar de andere kant moet kijken.

931 Neusbloeden stelpt men, doordat men een koud voorwerp in de nek legt en het hoofd achterover buigt. Koude omslagen op hoofd en voorhoofd hebben eveneens succes.

932 Bij neusbloeden ademt men verdund citroensap in.

933 Bloedt het rechter neusgat, dan houdt men het linker dicht en heft de rechterarm enige minuten omhoog. Bij het linker neusgat omgekeerd.

934 Zware neusbloedingen worden gestelpt door hete pap- of wateromslagen op de nek.

935 Bij een dreigende neusverkoudheid parfumeert men’ zijn zakdoeken met eau de cologne of sterke eucalyptusolie. De neusverkoudheid is dan meestal de volgende dag al voorbij.

936 Als voorbehoedmiddel tegen neusverkoudheid drinkt men een glas water met een druppel jodiumtinctuur.

937 Als men kamferdampen door een papieren zakje, waarvan men de punt afgescheurd heeft, in de neus brengt, maakt het Inademen de vastzittende verkoudheid los.

938 Om het verloop ,van de neusverkoudheid te bespoedigen, zoveel mogelijk vloeibaar voedsel vermijden.

939 Tegen neusverkoudheid citroensap in de holle hand gieten en met de neus dagelijks 2-3 keer opsnuiven.

940 Hetzelfde geldt van zout water, op dezelfde wijze gebruikt.

941 Bij neusverkoudheid is het opsnuiven van verse melk door de neus een probaat middel gebleken.

942 Bij kouvatten helpt vlierthee, waaraan men het sap van een citroen toevoegt en zo heet mogelijk drinkt.

943 Een goed voorbehoedmiddel tegen griep is: thee van duizendblad  onder toevoeging van een kleine hoeveelheid venkelkorrels.

944 Tegen griep beschermt men zich, als men nuchter zoveel mogelijk rauwe appels eet.

945 Zweetbaden zijn een goed voorbehoedmiddel tegen allerlei ziekten, vooral aandoeningen door kouvatten. Ze spelen ook een belangrijke rol bij de schoonheidsverzorging.

946 Een zweet afdrijvend middel is thee van linden- of vlierbladeren.

947 Tegen hoesten drinkt men thee van verse brandnetels. Dagelijks ongeveer 3 keer een kop vol.

948 Bij een droge hoest neemt men telkens een theelepel sap van zwarte aalbessen.

949 Een stevige hoestprikkel wordt verzacht, als men een met kamfer ingewreven stuk flanel op de borst legt.     .

950 Warm water met eidooier vermengt, verzacht hoestprikkeling.

951 Cypresolie in de kamer fijn gespoten en op het hoofdkussen ge­druppeld, lenigt hoestprikkel aanmerkelijk.

952 Als drank gedurende de ziekte wordt aanbevolen thee van bladeren van hoefblad met kandij.

953 Tegen hoesten en heesheid is het sap van vlier en braam zeer goed gebleken.

954 Bij kinkhoest is het sap van zwarte aalbessen, theelepels gewijs ingenomen, een zeer goed middel.

955 Een slijmoplossend middel is het sap van een citroen.

956 Zwarte geraspte rammenas met tot poeder gestampte bruine kandij geldt als een voortreffelijk verzachtingsmiddel bij kinkhoest.

957 Bij kinkhoest is zuivere lucht, resp. verandering van woning bijzon­der aan te bevelen.

958 Tegen heesheid bij kinderen zijn gebraden appels, die men flink suikert, een zeer goed huismiddel.

959 Bij heesheid neemt men lijnzaadthee met honing. Zo heet mogelijk. Goed is ook gorgelen met glycerine (1 theelepel op 1 glas water).

960 Bij heesheid, gepaard gaande met hoesten na kouvatten, is een goed gekookte of gebraden en om het strottenhoofd gebonden ui, een beproefd middel

961 Hom van haring, nuchter ingenomen, is goed tegen heesheid.

962 Eigeel en suiker is een beproefd middel tegen heesheid.

963 Bij aanhoudende heesheid niet roken.

964 Alle middelen hebben een des te betere uitwerking, als ze gepaard gaan met vochtige omslagen gedurende de nacht.

965 Keelpijn lenigt men, als men de hals warm houdt.

966 Bij keelontsteking gorgelt men met heet zoutwater.

967 Bij difterie geeft men de zieke om de 2 uur zuiver citroensap zonder water of melk.

968 Amandelontsteking behandelt men door te gorgelen met thee van saliebladeren.

969 Tanden. Mensen met goede tanden zijn krachtiger dan die met slechte

970 Kiespijn door kouvatten. Natte omslagen, met dikke wol afsluiten.

971 Kiespijn is door hete omslagen tijdelijk te verzachten.

972 Kiespijn stilt men, als men enige. korrels gepulveriseerd aluin in een watje doet en in de pijnlijke kies stopt.

973 Tegen nerveuze kiespijn drinkt men thee van linde, lepelblad en lavas.         .

974 Tegen open en bloedend tandvlees is het sap van de zwarte aalbes zeer goed. Bij erge kiespijn ruim met geraspt krijt door de neus snuiven.

975 Opgezwollen wangen warm houden en hete omslagen van kamille maken. Tandarts raadplegen.

976 Op tandabcessen legt men over de lengte een doorgesneden vijg, die men eerst in warme melk weekt.

977 Tanden worden mooi wit, als men ze vaak met kalmoes wrijft. Ook het eten van verse pruimen is goed, zowel voor de tanden als voor het lichaam.

978 Holten tussen de tanden reinigt men, doordat men een strakge­spannen zijden draad, die men tussen wijsvinger en duim houdt, heen en weer beweegt.

979 Tegen maagzuur neemt men een theelepel geslibd krijt met een slok water.

980 Bij maagzuur kauwt men braambladeren of drinkt men thee van braambladeren.      .

981 Tegen maagzuur helpt zuiveringszout. Ook zuurkool of zout water wendt men met succes aan.          .

982 Tegen maagzuur gebrande koffiebonen kauwen en doorslikken.

983 Bij hik drinkt men wat koud water of melk.

984 Tegen hik neemt men een theelepel gestampte suiker in de mond en slikt de suiker snel door. Eventueel herhalen.

985 Bij hik de armen horizontaal heffen en diep ademen.

986 Bij verslikken eenvoudig de armen omhoog heffen. Kloppen op de rug haalt niets uit.

987 Slikt men een visgraat in, dan dadelijk een citroen uitzuigen. Door het citroenzuur lost de graat op. Ook dikkere graten weken door het zuur en zijn gemakkelijk te verwijderen.

988 Onwelriekende adem na het eten van uien verdwijnt dadelijk, als men een glas verse melk drinkt.

989 Goed mondwater kan men zelf maken, als men een deel franse brandewijn of arnicatinctuur met 3 delen water mengt.

990 Onwelriekende adem verdwijnt, als men met chlorofyl de mond spoelt.

991 Juist ademen, vooral diep uitademen, is voorde gezondheid noodzakelijk.

992 Bij kortademigheid maakt men een halve liter jeneverbessen fijn en distilleer ze in een liter franse brandewijn in de zon. Daarvan drinkt men ’s middags en ’s avonds een eetlepel vol

993 Bij een ernstig gebrek aan adem neemt men hete voetbaden.

994 Tegen astma neemt men dagelijks 3 keer een theelepel vol met een mengsel van 3 delen geraspte mierikswortel en 1 deel bijen­honing.

995 Bij hartzwakte legt men op de hartstreek een enige malen gevouwen doek; die in azijnwater gedrenkt is. Rustig en diep ademhalen is noodzakelijk. Het aanbrengen herhalen bij warm worden.

996 Versterkend voor het hart is gedistilleerd water van melisse.

997 Bij hartkramp dadelijk een koude omslag op het hart. De dokter halen!

998 Bij bloedarmoede helpt thee van torméntil. Deze thee is verder’ aan te wenden bij kiespijn, bloedingen enz. Ook goed voor de ogen.

999 Bij bloedarmoede veel appels eten. Eveneens aan te bevelen kersen, aardbeien, alsook alle groene slasoorten; ook rauwe spinazie.

1000 Tegen bleekzucht drinkt men thee van lindebloesem of gentiaan,die men met honing zoet.   .

1001 Tegen vetzucht drinkt men dagelijks wat zuivere appelwijn of thee van karwij, duizendblad en pepermunt.

1002 Wie lang en gezond wil leven, moet het spijsverteringsproces bevorderen, door lang en goed te kauwen.

1003 Ananas stimuleert het verteren, is dus eetlustopwekkend.

1004 ’s Morgens een glas koud water werkt stimulerend, ook voor de eetlust.

1005 Gebrek aan eetlust bestrijdt men door thee van karwij en duizendblad.

1006 Tegen gebrek aan eetlust neemt men mirre.

1007 Z.g. geeuwhonger, een plotseling optredend hongergevoel, gaat voorbij als men ’n paar stukjes brood of enige havervlokken neemt.

1008 Tegen buikpijn neemt men dagelijks 3 keer een kop thee van karwij en pepermunt.

1009 Maagklachten na overvloedige maaltijden. Daarvoor neemt men alsemthee, die snel helpt. Om een betere werking te krijgen, kan men ook wat honing bij het aftreksel doen.

1010 Bij een bedorven maag moet men absoluut vet, alcohol en suiker vermijden. Aan te bevelen zijn havermoutsoepen,  thee zonder suiker en oud geroosterd brood.

1011 Braken kan men voorkomen, als men wat kamillethee drinkt en een mosterdpleister op de maagstreek aanbrengt.

1012 Bloedspuwing. Tot de komst van de dokter de patiënt in half zittende houding bedden.

1013 Bij maagkramp legt men een warme omslag op de maagstreek. Pijnstillend zijn ook valeriaandruppels.

1014 Bij maagkramp is rozenbottelthee een goed middel.

1015 Valeriaan wortelthee flink warm gebruiken. Bij maagkramp door dieetfout bruispoeder. Door darmgassen veroorzaakt: zuiver droge suiker of pepermuntthee.

1016 Bij druk op de maag droge havermoutvlokken eten.

1017 Maagslijm. Dikwijls slokjes koud water drinken.

1018s Maag- en darmcatarre. Verse en koude koemelk. 1 kop pepermuntthee voor het slapen gaan.

1019 Bij catarre met diarree, cacao met beschuit of havermoutsoep met ei. Bij te hevige diarree de dokter raadplegen.

1020 Bij darmziekten zijn havermoutsoepen, melk- en eier spijzen aan te bevelen, die ook een bij deze ziekte optredende vermagering tegengaan.

1021 Bij trage darmwerking is sap van rammenas een goed middel. Men neemt dagelijks 3 keer een half uur voor de maaltijden een theelepel vol in lauwwarm water.

1022 Bij darmtraagheid is het zeer bevorderlijk, als men ’s morgens op de nuchtere maag 1 kop koud water drinkt.

1023 Verstopping of koliek. Kamille- of pepermuntthee met 10 druppels opium. Lavementen van warme verdunde kamillethee. Veel zure karnemelk drinken. Het lichaam met een warme, grof wollen doek cirkelvormig van links naar rechts ‘flink wrijven.

1024 Tegen verstopping is een vijgenkuur het beste middel. Men zet de vijgen ’s avonds in een glas water 4l in de week en gebruikt de vruchten met het water ’s morgens nuchter.

1025 Goede purgeermiddelen zijn: geweekte droge pruimen; ook manna is goed.            .

1026 Diarree. Het lichaam door een gordel warm houden, moeilijk verteerbare spijzen vermijden. Rode wijn, vooral wijn van blauwe bosbessen, alsook havergort met wat rode wijn er door heen, zijn probate middelen.

1027 Tegen diarree chocolade of cacao of kaneel eten.

1028 Tegen diarree zijn blauwe bosbessen in elke vorm goed.

1029 Tegen diarree, die een catarraal karakter heeft, -ricinus ge­bruiken, die in dit geval afdrijft, maar de darm vet maakt.

1030 Tegen buikpijn bij kinderen geeft men vaak thee van frambozenbladeren. Ook pepermuntthee is probaat.

1031 Tegen winderigheid drinkt men thee van engelwortel en venkel.

1032 Tegen worm drinkt men thee van duizendblad, vogelkers en lis.  Tegen opgewondenheid maakt men een koele buikomslag.

1033 Wormen bij kinderen verdelgt men, als men een halve liter water samenvoegt met wat alsem en knoflook, kookt. en dat de kleintje laat drinken. Ongeveer de helft van de vloeistof geeft men als lavement.

1034 Lavementen met azijn bestrijden maden.

1035 Een eventuele ziekte kan door de dokter uit de urine geconstateerd worden.

1036 De urine van gezonde mensen is geelachtig, maar daarbij steeds licht en helder; wordt alleen tijdens de spijsvertering wat don­kerder.

1037 Hoe donkerder, slechter gekleurd, vlokkiger en ondoorzichtiger, des te meer is medische hulp nodig.

1038 Tegen bedwateren drinkt men Sint Janskruid en duizendblad.

1039 Wie neiging heeft tot blaaskramp. houdt steeds de rug warm.

1040 Tegen blaascatarre helpen enige druppels kamferspiritus in suiker.

1041 Stoombaden helpen tegen blaas catarre.

1042 Regelmatig gebruik van appelwijn moet blaassteenvorming voor­komen.

1043 Door overvloedig Selters- en Wildunger water te drinken en daar­naast warme baden en weken de lavementen te gebruiken, kan men blaassteen weken en verwijderen.

1044 Thee van vogelkerszaad helpt tegen blaassteen.

1045 Tegen catarre en graveel wordt aanbevolen in wijn en water gekookte braamwortel.

1046 Galsteen bestrijdt men door vaak meloen te eten. Goed zijn ook zwarte rammenas of aardbeien.

1047 Galsteen behandelt men met omslagen van hete kamille- of lijnzaadpap. Flink wat. Bij hevige pijn de dokter halen.

1048 Tegen rugpijn raspt men mierikswortel, legt deze op een linnen doek, die men onder de voetzolen, op de kuiten, de bovenarm en de nek aanbrengt en daar zo lang laat inwerken, tot er een branderig gevoel ontstaat.

1049 Jicht en reumatiek bestrijdt men met selderij nat. Het aftreksel van 2 knollen geeft ongeveer de op 1 dag in te nemen hoeveelheid.

1050 Tegen reumatiek helpt als men zakjes met flink warm zout erop legt.

1051 Een zwart kattevel op de plaats in kwestie gedragen, is goed tegen reuma.

1052 Veel kersen eten zal reumatiek spoedig doen verdwijnen.

1053 Reumatiek bestrijdt men door inwrijving met dennenspiritus, die men op de volgende wijze maakt: Fles Voor de helft gevuld met jonge denneloten, vullen met franse brandewijn, kurk erop en ca. 2 weken in de zon zetten.

1054 Tegen reumatische gewrichtspijnen wrijft men de desbetreffende plekken in met een mengsel van kamfer en terpentijnspiritus. Gelijke delen. Krachtig wrijven.

1055 Bij spit helpt het aanbrengen van verkruimelde hete aardappelen in de schil, nadat men eerst met zeer sterk azijnwater afgewreven heeft.

1056 Met een met mosterdpap bevochtigde flanellen lap verzacht men spit.

1057 Stoombaden doen spit verdwijnen.

1058 Tegen pijnlijke kuitkramp zijn kamferspiritus en franse brandewijn probate middelen.         -,

1059 Kuitkramp moet op en onder wollen dekens minder voorkomen dan in veren bedden.

1060 Bij kuitkramp met het desbetreffende been stampen.

1061 Bij kuitkramp afwassingen met koud water.

1062 Een stuk ijzer, op de kuit gebonden, is goed tegen kuitkramp.

1063 Dikke enkels verdwijnen door dagelijkse massage. Men masseert van onderen naar de knie toe. De huid maakt men van te voren het best met wat vaseline soepel.

1064 Bij pijnlijke knobbels aan de voeten maakt men voetbaden onder toepassing van Straszfurter zout. Hoge hakken vermijden. De arts raadplegen.

1065 Blaren op de voeten behandelt men, doordat men ’s nachts een in alcohol gedrenkt linnen lapje erop legt.

1066 Bij doorlopen of wond schuren wast men de open plekken dage­lijks ongeveer 2 keer met kamillethee of duizendblad.

1067 Doorgelopen voeten. Snelle genezing bereikt men door inwrijven met eiwit en door de wonde plekken te beplakken met het vliesje van eierdoppen.

1068 Transpirerende voeten kan men genezen, maar dit mag alleen maar geleidelijk geschieden, daar anders andere ziekten ontstaan.

1069 Het aanbrengen van verse of in de schaduw gedroogde eiken- of wilgenbladeren in de schoenen, helpt tegen transpirerende voeten zonder enig nadeel.

1070 Transpirerende voeten baadt men vaak in een aftreksel van eiken­schors. Zeer aanbevelenswaardig is tussen de tenen watten te leggen.

1071 Om koude voeten en armen te vermijden, wrijft men die delen met eau de cologne af.

1072 Koude voeten: Wie veel last daarvan heeft, moet streng volgeD8 dieet leven. Moeilijk te verteren spijzen en dranken mijden.

1073 Tegen koude voeten legt men krantenpapier in de schoenen.

1074 Omwikkelen der voeten met krantenpapier en de kousen daar­over aangetrokken, beschermt tegen vorst.

1075 Bevroren voeten en handen elke avond met citroensap inwrijven.

1076 Bevroren ledematen wast men met een aftreksel van in de schil gesneden uien.

1077 Winterhanden en wintervoeten wrijft men met sneeuw in. De desbetreffende ledematen met wollen kleding goed warm houden.

1078 Winterhanden en wintervoeten genezen, als men ze met een in petro­leum gedrenkte linnen lap bedekt, die men met een band vastmaakt

1079 Tegen winterhanden en -voeten helpt een plaatselijk, 15 minuten durend bad in een aftreksel van groene dennennaalden.

1080 Tegen winterhanden en -voeten baadt men de desbetreffende  ledematen in een pap, die men verkregen heeft door sparretakken enige tijd te laten koken. Enige malen herhalen.

1081 Bij winterhanden en -voeten baadt men de delen afwisselend in koud en heet water met eikenschors.

1082 Om de vorst uit de voeten te laten trekken, omwikkelt men ’s avonds de voeten met katoenen watten.

1083 Om herhaling van winterhanden e.d, te voorkomen, stelt men de ledematen geleidelijk aan warmte bloot.

1084 Eksterogen komen door het knellen van te nauwe of niet passende schoenen en kunnen dus gemakkelijk vermeden worden.

1085 Neiging tot eksterogen bestrijdt men door ze vaak te baden in loog.

1086 Eksterogen en eelt wrijft men dagelijks met puimsteenzeep in.

1087 Fijn gehakte, 1 uur in scherpe azijn gelegde uien, op de eksterogen (vaak verversen) is een probaat middel.

1088 Men snijdt een grote rozijn door, verwijdert de pitten, ‘legt ze met het snijvlak op de eksteroog en bevestigt dat met dunne linnen stroken. Wordt de rozijn elke dag vervangen, dan kan men de eksteroog na 3 dagen er uit lichten.

1089 Dagelijks te verversen zeepschuim doet na 3 dagen de eksteroog verdwijnen.

1090 Met water bevochtigt Wijnsteenzout doet de eksteroog verdwijnen.

Eerste hulp bij ongelukken

ALGEMENE AANWIJZINGEN

1091

a Het eerste verband beslist over het verloop van een wond. Deze bekende medische uitspraak bewijst het belang van de eerste hulp. .

b Leer helpen; de verworven kennis kan u en uw medemensen in de nood onbetaalbaar nut opleveren. Onwetendheid heeft al heel wat schade aangericht.

c De Eerste Hulp heeft de taak, een verongelukte uit dreigend levensgevaar te redden, iedere verdere benadeling van zijn gezondheid te voorkomen en zo spoedig mogelijk voor medische hulp te zorgen.

d De E.H.B.O.-er verleent steeds alleen de eerste hulp. Daarna verwijst men de gewonde naar de dokter en wijst verdere behandeling principieel van de hand.

e Bij alle ernstige verwondingen steeds eerst de dokter halen. Bij verkeersongevallen en misdaden tevens de politie.

f Toeschouwers hebben met een ongeval niets te maken en verontrusten de gekwetste maar. Nodig hen beleefd, maar nadrukkelijk uit zich te verwijderen.

g Vermijd elke uiting van ontzetting en duld dit ook niet van de omgeving; Een woord van aanmoediging tot de gekwetste wekt vertrouwen in u.

h Leg de gekwetste zó, dat deze beschermd is tegen tocht; ook niet pal in de zon. Op het volgende moet men letten: gekwetsten met wonden aan het hoofd, de nek, de rug en het zitvlak moeten op de gezonde zijde neergelegd worden. Gekwetsten met beschadiging van de wervelkolom op de rug leggen. Voorzichtig! Elke beweging vermijden en verbieden. Gekwetsten met neus-, mond­ en halswonden moeten rechtop gezet worden om het binnenstromen van bloed in de luchtpijp te vermijden (gevaar van verstikking). Gekwetsten met borstwonden moeten met het bovenlichaam wat omhoog neergelegd worden, daar ze dan gemakkelijker kunnen ademen. Gekwetsten met buikwonden worden plat neergelegd, het hoofd wat omhoog, de benen in het kniegewricht gebogen en door een kussen ondersteund. Patiënten die bewusteloos zijn of zeer veel bloed verloren hebben, moeten plat op de rug worden gelegd, met het hoofd omlaag.

i Patiënten die buiten bewustzijn zijn, of een halswond hebben, niets te drinken geven (gevaar van verslikken); ook bij buikwonden met het oog op eventuele maag- of darmkwetsuur. Ruiken aan eau de cologne is toegestaan en schaadt niet.

j Verlaat de gekwetste pas, als deze goed verzorgd en buiten gevaar is.

1092

a Geen wonden uitwassen, wonden nooit met vinger aanraken.  Geen watjes of celstof op de wonden leggen. Deze zouden vastkleven en het wegvloeien van de wondvloeistof beletten. Geronnen bloed niet verwijderen.

b Wonden alleen maar met antiseptische verbandstof, in’ geval van nood met pas gestreken, wasgoed bedekken en met een gevouwen doek omwikkelen en vastmaken.

c Vreemde lichamen mogen niet zelf uit wond verwijderd worden. Daar door het verwijderen een eventueel gekwetste slag- of bloedader heviger begint te bloeden en omdat meestal geen gedesinfecteerde instrumenten ter beschikking staan, komt het dan licht tot infectie van de wond.

d Bijna alle bloeding is levensgevaarlijk! Een volwassene kan het verlies van een halve liter bloed goed hebben. Bij beetwonden van dieren, die ervan verdacht worden. ziek te zijn, of bij kwetsuren door zeer bevuilde of verroeste voorwerpen, stimuleert men derhalve een matige bloeding door het heen en weer bewegen van het beledigde deel. Het uit de wond stromende bloed is de beste wondreiniging.

IO93

a Slagaderbloedingen herkent men daaraan, dat lichtrood bloed schoksgewijs uit de wond spuit, terwijl bij een bloedaderbloeding donkerrood bloed gelijkmatig wegstroomt.

b Bij slagaderbloedingen drukt men dadelijk de slagader tussen de wond en het hart tegen het’ er onder liggend been; dan snel het gewonde deel boven de wond met een riem, bretels e.d, afbinden, tot de bloeding ophoudt. Houdt de bloeding niet op, dan ligt de afsnoering verkeerd, of deze moet steviger aangetrokken worden.

c Het afgesnoerde deel blijft hoogstens 2 uur levensvatbaar. Na een uur maakt men de afsnoering wat losser, maar dadelijk aan­trekken als het bloeden weer begint.

1094

a Beenbreuken herkent men aan de abnormale positie van een lichaamsdeel, aan de hevige pijnen, of aan de ongewone bewegelijkheid van andere starre plekken.

b Bij beenbreuk moet het gekwetste deel rustig gezet worden door spalken; eventueel stokken, latten, takken e.d. De spalken moeten zo aangebracht worden, dat ook de zich dicht bij de breukplaats bevindende gewrichten daaronder vallen. Aan de arm is eventueel één spalk voldoende, aan het been echter zowel een spalk aan de binnen- en aan de buitenkant.

c Voorzichtig. Bijeen eenvoudige breuk kan door onhandig optreden gemakkelijk een beensplinter door de huid steken en dan is de breuk wegens het daarmee gepaard gaande infectiegevaar gecompliceerd.

d Bij een gecompliceerde breuk probeert men in geen geval het naar buiten stekende stuk bot in de wonde terug te brengen. Een dergelijke breuk moet in dezelfde stand verzorgd worden; waarin men hem aantreft.

e Bij verstuikingen laat men elke poging om het deel te zetten, na. Na het zetten van het desbetreffende deel moet de gekwetste dadelijk naar de arts.

1095 Heeft een verongelukte hevige pijn in borst of buik, komt er misselijkheid of neiging tot braken opzetten, of komt het zelfs tot bloedspuwingen, dan is er meestal sprake van een inwendige verwonding. De verongelukte moet rustig en plat neergelegd worden en de dokter moet erbij komen. Streng verboden is in dit geval eten of drinken.

1096 Bij verwondingen van de buikholte legt men de verongelukte bij in de lengte der lopende wonden in een uitgestrekte houding en bij dwars verlopende wonden in een gebogen houding met verhoogd bovenlijf en opgetrokken benen. De wond bedekt men met een antiseptisch gaasje en een deken. Snel naar de dokter. Zijn de ingewanden naar buiten gekomen, dan mogen deze noch aangeraakt noch terug geduwd worden.

1097 Bij een schedelfractuur legt men de gekwetste in halfzittende houding. De haren in de omgeving van de wond worden geknipt, de ‘wond mag daarbij niet aangeraakt en ook niet gereinigd worden. Verbinden met antiseptisch verband. Dadelijk de dokter waarschuwen.

1098 Beroerten. Mensen, die een beroerte hebben gekregen, moeten in de eerste plaats hoog gebed worden; dan de kleren uittrekken en behandeling met koude kompressen op het hoofd die vaak vernieuwd moeten worden.

1099 Kompressen van mosterdpap of geraspte mierikswortel zijn in dit geval’ zeer nuttig gebleken.

1100 Bij beroerte alle nauwe kledingstukken verwijderen en de zieke met het bovenlichaam omhoog in een donker gemaakte kamer ‘bedden. Voor frisse lucht zorgen. Koude doeken op het hoofd, Dokter halen.

1101 Bij hersenschudding dadelijk de dokter halen. Tot deze komt, de zieke met het bovenlichaam omhoog in bed brengen. Kamer donker houden.

1102 Bij bewusteloosheid benauwende kledingstukken los maken en gezicht’ en borst koud wassen. Horizontaal neerleggen. Voetzolen en handpalmen borstelen. Dokter halen!         .

1103 Bij bewusteloosheid laat men aan scherpe azijn ruiken en wrijft daarna slapen, gezicht, handen en voeten in.

1104 Kunstmatige ademhaling. De schijndode wordt op de rug gelegd, onder de rug legt men een opgerolde deken of lap, omdat de borst opgeheven wordt. De E.H.B.O.-er knielt boven het hoofd van de schijndode en pakt de onderarmen vlak onder de ellebogen. Eerst worden de armen van de zijde tegen de borstkast gedrukt (uitademen) en dan verticaal langs het hoofd tot op de grond (inademen) in het tempo der natuurlijke ademhaling (ca. 15 keer per minuut). Daar bij de door elektrische stroom verongelukte vaak pas na urenlange kunstmatige ademhaling levenstekenen zichtbaar worden, moet die zo lang volgehouden worden, tot of de patiënt begint te ademen of doodsvlekken optreden.

1105 Bij alle gevallen van verstikking, bevriezing of ongevallen door elektrische stroom, treedt soms schijndood op. In deze gevallen houdt men de bewusteloze een spiegel voor de neus en let erop, of deze beslaat. Als men een veer of een brandende kaars voor de neus houdt, beweegt deze zich zelfs bij een heel’ flauwe adem. Het opwekken der levensgeesten geschiedt door kunstmatige ademhaling.

1106 Mensen, die door rook bedwelmd zijn, op dezelfde wijze behandelen.

1107 Bij drenkelingen eerst op de buik leggen en door lager leggen van het bovenlichaam en door drukken op de rug binnen gekregen water uit de luchtwegen verwijderen. Kunstmatige ademhaling. Lichaam door het omwikkelen van warme dekens verwarmen.

1108 Mensen, die door de bliksem getroffen zijn, worden op dezelfde wijze als bij gevallen van verstikking behandeld.    ,

1109 Bij verbranding bedekt men de brandwonden met een verband met zalf of olie, omdat dit niet vastkleeft. Blaren mogen niet geopend worden. De pijn wordt verzacht door het opleggen van een melkvel, of zuiveringszout er dik opstrooien.

1110 Builen, door stoten veroorzaakt, ‘wrijft men met geest van salmiak in en maakt een koude omslag.

1111 Een ernstig geval van verbranding behandelt men door het bestrijken der brandwonden met rauw eiwit. Dit middel is vaak de enige redding.

1112 Bij uitwendige verbranding door loog, op de verbrande plekken citroensap gieten.

1113 Bij inwendige verbranding door loog slijmerige dranken, citroensap of verdunde azijn ingeven, De dokter halen.

1114 Een door heet water verbrand lichaamsdeel wordt met honing bestreken en met linnen omwikkeld verband door warm water oplossen.

1115 Brandwonden worden gemakkelijk en pijnloos genezen door ze te omwikkelen met een in terpentijnolie gedompelde linnen lap. Later met glycerine inwrijven.

1116 De pijn door brandwonden wordt verzacht door een dikke laag aardappelmeel erop te strooien.

1117 Op brandwonden enige malen per dag in melk gedoopte linnen doeken leggen. Om blaren bij brandwonden te vermijden, moet men er in spiritus, rum, cognac of brandewijn gedoopte linnen doeken op leggen.

VERGIFTIGINGEN

1118 Bij alle gifstoffen, die in de maag komen, komt het er in de eerste plaats op aan, deze door braken zo spoedig mogelijk weer uit de maag te verwijderen. Dit doel wordt bereikt door een vinger in de keel te steken, of door kriebelen met de’ baard van een veer in de keel, door het drinken van warm boterwater, door het drinken van een kinderlepel zout en een theelepel mosterd in een kop warm water en door het drinken van het wit van een ei in een kop sterke zwarte koffie.

1119 Bij gasvergiftiging de patiënt in de frisse lucht leggen. Zuurstofademhaling. Bij het ophouden van de ademhaling kunstmatige ademhaling toepassen. De dokter halen.

1120 Uitwendige vergiftiging, zoals door bijtende zuren, speciaal carbolzuur, wordt minder pijnlijk, als men er een in alcohol gedrenkt watje op legt.

1121 Bij bloedvergiftiging het opgezwollen deel dadelijk in zure melk of karnemelk onderdompelen. Herhalen. Dokter halen!

1122 Bij hondsdolheid het lid boven de arm afbinden. Dadelijk naar de dokter, patiënt, laten vaccineren, zonder vaccinatie is de dood onvermijdelijk. Het dolle dier dadelijk doden.

1123 Bijen- en wespen vergiftiging. Een dikke laag van een zoutbrei aanbrengen. Bij massale vergiftiging door bijen of wespen is absoluut medische hulp in te roepen.

1124 Bij insectensteken verwijdert men eerst de angel en stipt dan de gestoken plaats aan met geest van salmiak of boomolie. Om de zo lastige muggenplaag te voorkomen, bevochtigt men de kleding met enige druppels lavendel of nagelolie. Ook kan men korrels karwij in azijn koken en daarmee’ gezicht, hals en armen wassen

 

Geef een reactie