Kardinaalsmuts_bonenluis

De Kardinaalsmuts en de Tuinboon en hun bindende factor met de zwarte bonenluis


Kardinaalsmuts (zaaddozen)

Zwarte bonenluizen komen in de zomer voor op tuinbonen en verhuizen ’s winters naar struiken.

Kardinaalsmuts en de zwarte bonenluis

Het grootste gedeelte van het jaar leeft de zwarte bonenluis op de kardinaalsmuts!  ’s Zomers vliegen gevleugelde wijfjes over op tuinboon. Daarop ontstaan afwisselend generaties van gevleugelde en ongevleugelde wijfjes via maagdelijke voortplanting. Mannetjes ontstaan in de herfst. Ze paren met ongevleugelde wijfjes, die nakomelingen zijn van de laatste generatie van gevleugelde wijfjes die teruggekeerd zijn naar de kardinaalsmuts.
Daarop worden dan de eieren afgezet, die er overwinteren.



Beschrijving Kardinaalsmuts: Euonymus europaeus


Een inheemse struik die in het wild, behalve in loofhoutbossen, veel in de duinen wordt aangetroffen.
De naam staat in verband met de aantrekkelijke, fraai gevormde vruchten die op kleine bloemen gelijken.
Deze bestaan uit een rozerode zaaddoos die bij rijpheid in het najaar met vier kleppen openspringt, waarbij oranjekleurige zaden (giftig!) aan een witte draad naar beneden hangen.
De zaden worden door vogels, o.a. roodborstjes en merels, gegeten en verspreid.

Een ander opvallend kenmerk zijn de aanvankelijk groen gekleurde twijgen, die later geheel met kurklijsten zijn bezet.
De kardinaalsmuts is een zogenaamde ‘veel­huizige’ plant. Er komen zowel uitsluitend mannelijke als vrouwelijke en
twee­slachtige planten, evenals combinaties daarvan voor.
De struiken bloeien in mei met groengele bloemschermen, die veel honing bevatten.
Overigens lopen de bloeitijden nogal uiteen en men kan ook wel in de herfst bloemen waarnemen.
De eivormige, 4 – 7cm lange, donker­groene bladeren staan twee en twee, kruisgewijs tegenover elkaar.
In het najaar verkleuren ze rood en geel. Het hout is taai en heeft een gele kleur. Vroeger werd het zeer gewaardeerd
voor het maken van de spoel voor het spinnewiel. Ook leende het zich goed voor draai-, snij- en inlegwerk.


Een ander opvallend kenmerk zijn de aanvankelijk groen gekleurde twijgen,
die later geheel met kurklijsten zijn bezet.

De struiken worden vaak kaalgevreten door het kardinaalsmutsmotje (Hypono­meuta eoonvmellus).
Uit de afgezette eitjes komen na overwintering rupsjes te voor­schijn die een wit spinsel maken, waarbinnen de bladeren worden afgevreten.
In winters met langdurige sneeuwval heeft de kardinaalsmuts sterke aantrekkingskracht voor konijnen.
Vaak kan men dan exemplaren aantreffen waarvan de takken over een lengte van meer dan een meter zijn afgeschild.
Door het vormen van krachtige wortel uitlopers herstellen de struiken zich meestal weer goed.
De karakteristiek gevormde zaaddozen van de kardinaalsmuts openen zich in het najaar. De zaden zijn giftig.


De karakteristiek gevormde zaaddozen van de kardinaalsmuts openen zich in het najaar.  De zaden zijn giftig.


Beschrijving Bladluis (bonenluis):

Zwarte bonenluizen Aphis laboe

Zwarte bonenluis op Kardinaalsmuts

BLADLUIS.

Als alle nakomelingen van een enkele bladluis bleven leven met hun kroost, dan zou hun totale gewicht in een jaar
overeenkomen met dat van 600 miljoen mensen. Alleen door dit fenomenale productievermogen kunnen ze blijven bestaan,
want ze zijn, afgezien van de bescherming die ze door mieren genieten, weerloos tegen vogels, lieveheersbeestjes
en hun larven en gaasvlieglarven. Bladluizen zijn ook niet bestand tegen koud weer.

In Nederland komen een paar, honderd soorten voor, meestal groen of bruin van kleur. Hun peervormig lichaam
is week en een paar millimeter lang. Ze voeden zich met plantensappen en scheiden honingdauw af,
een zoete kleverige stof waarvan sommige mieren leven. Deze mieren houden grote bladluiskudden om de honingdauw te verkrijgen.

In de herfst leggen de wijfjes op bomen en struiken eitjes, die pas na de winter uitkomen en ongevleugelde wijfjes opleveren.
Deze vleugelloze wijfjes,  mannetjes zijn er niet, produceren levende jongen, weer uitsluitend wijfjes. Sommige daarvan hebben
vleugels en die vliegen naar kruidachtige planten, bijvoorbeeld bonen, en geven weer een generatie van vleugelloze wijfjes.
Dit proces van maagdelijke voortplanting gaat de hele zomer door, waarbij gevleugelde en ongevleugelde generaties
met elkaar afwisselen. Elk wijfje brengt gedurende haar twee of drie weken durende leven wel 50 dochters voort.
Na slechts acht tot tien dagen zijn die vol­doende ontwikkeld om zich op dezelfde manier te vermenigvuldigen.

In oktober ontstaan mannetjes. Deze gaan met gevleugelde wijfjes naar de winterwaardplant, waar ze paren.
Er worden eitjes afgezet die overwinteren, en in het volgende jaar begint de levenscyclus opnieuw.

Zwarte bonenluizen (Aphis laboe) komen in de zomer voor op tuinbonen en verhuizen ’s winters naar struiken.
Anuraphis roseus overwintert op appelbomen en gaat ’s zomers op andere planten over.

Een typisch kenmerk van bladluizen is het tweetal buisjes, corniculae, aan het eind van hun achterlijf.
Ze produce­ren een wasachtige afscheiding, die vaak beschermend werkt. Bij de wolluis Erio­soma lanigerum lijkt het op witte vlokken.
Bladluizen kunnen onze gewassen aanzienlijk beschadigen, vooral bonen, kool, erwten en bieten. Schade wordt niet alleen veroorzaakt
door het zuigen van sap, maar ook door het overbrengen van virusziekten, bijvoorbeeld het beruchte geelvirus bij de suikerbiet.

Gevleugelde bladluizen worden gemakkelijk door luchtstromingen meegevoerd.
Onze kamerplanten krijgen dan ook vaak bladluis als ze op de tocht staan.


Zwarte bonenluis op Kardinaalsmuts

Het grootste gedeelte van het jaar leeft de zwarte bonenluis op kardinaalsmuts.

bronvermelding: met aanpassingen / aanvullingen door de webbeheerder, o.a.

– Landelijk Nederland encyclopedie van natuur en landleven  1983
– Spectrum natuur encyclopedie, wilde natuur van Europa 1982

Geef een reactie