Molen, de bouwers

Fotoalbum:  DE BOUW VAN EEN STANDERDMOLEN IN LEENDERSTRIJP
Onderwerp: De bouwers

Frans Hagenaars en Andre van Overdijk, de molenbouwers
Website van Frans Hagenaars:  Frans Hagenaars Rietdekker en Ambachtelijk Timmerman

foto: juni 2007

De beide bouwers van de Heimolen:
Leendenaar Frans Hagenaars, geboren in 1950, vader van drie dochters en van beroep stuurman op de grote vaart en rietdekker, en André van Overdijk van Overdijk, eveneens afkomstig uit Leende.
(bijna 40 jaar lang werkzaam geweest bij Verhoeven Grondverzetmachines Leende)

Samen hebben ze al vele uren doorgebracht bij hun molen!

foto: juni 2007

Frans Hagenaars over zijn project in 1997:

Bronvermelding:    boek “de sgonste parel van brabant”  1997

Eenieder heeft wel een bezigheid, die hij of zij in de vrije tijd graag doet. We noemen dat een hobby. en als zo’n hobby zich richt op één onderwerp, en men er jaren mee bezig is. wordt dit wel een levenswerk genoemd.
Zo zie ik mijn hobby, de bouw van een windmolen, ook.

Een windmolen, ja. maar niet zo maar een windmolen. Ik tracht namelijk de voormalige standerdmolen. die vroeger in Leende op de heide stond, zo origineel mogelijk, zij het op iets bescheidener schaal.
(ongeveer tweederde van de oorspronkelijke afmetingen) te herbouwen.
Daarbij is mijn uitgangspunt. dat ik steeds werk met de gereedschappen en materialen, die destijds ook werden gebruikt.
Laat ik beginnen met eerst terug te kijken in de recente geschiedenis van deze molen. haar functie, en hoe ze aan haar dramatische einde is gekomen.
Daarna wil ik u een korte beschrijving geven van mijn plannen en ga ik u verder uitleggen in hoeverre deze tot op heden reeds zijn uitgevoerd.

De Leendse standerdmolen, destijds in gebruik als windko­renmolen. stond op één van de hoogste stuifzandbergen. op de Molenheide.
Om precies te zijn: vijftig meter zuidelijk van de huidige carpoolparkeerplaats. nabij het Molenbergviaduct.
dat haar naam daaraan te danken heeft natuurlijk.

Bij de aanleg van dit viaduct en de verlegging van de Valkenswaardseweg, is de berg geheel weggegraven.
Er resteert nog slechts het Molenputmonumentje. waarover ik later wat meer vertel.
De molen had daar al eeuwen haar wieken laten wentelen, tot gerief van boer en bakker.
Hij was aanvankelijk eigendom van het kasteel van Heeze. en werd in de loop van de tijd verpacht aan vele molenaars.
Later ging de molen over in particuliere handen (molenaar Kerkhofs) en hij kwam tenslotte in het bezit van Staatsbosbeheer.
We zijn dan in de jaren rondom 1930 aangekomen. De molen verkeerde in slechte toestand en men besloot tot restauratie over te gaan. Omstreeks 1938 moet deze restauratie zijn afgerond. De restauratie werd verricht door de firma Adriaens uit Weert, die dit ambacht nog steeds uitoefent. Het uiterlijk van de molen vóór en na de restauratie leverde nogal wat verschillen op.

Zo werd de aanvankelijk geheel gesloten onderbouw vervangen door een halfgesloten constructie.
De afdekking daarvan was oorspronkelijk as­faltpapier. en dat werd tijdens de herstellingen vervangen door riet.
Het gevlucht (de wieken), dat oorspronkelijk Oudhollands was. werd vervangen door het systeem Van Bussel. waarbij een soort vliegtuigvleugelprofiel op de roeden werd aange­bracht. Ook inwendig moet het een en ander zijn gewijzigd, blijkens gesprekken die ik had met de laatste molenaar. Janus Kees uit Leende. Van hem kreeg ik ook het relaas, hoe precies de molen aan haar einde is gekomen.

Laten we teruggaan naar de donkere, stormachtige nacht. in het najaar van 1940. De dag ervoor heeft de molenaar, samen met zijn broer, nog tot laat gemalen. Daarna heeft hij de molen zoals gebruikelijk verzorgd en is naar huis gegaan.
Destijds stond de molen erg geïsoleerd; er woonde niemand vlak in de buurt. maar hij was wel van verre zichtbaar omdat er toen veel en veel minder bomen stonden. Welnu, in deze nacht stak er een storm op, die van orkaankracht moet zijn geweest, want in de vroege ochtend bleek dat de molen bijzonder grote schade had opgelopen.
Het was in diezelfde nacht. dat ook andere molens werden getroffen en zelfs de torenspits in Weert werd vernield.
Helaas. moeten we nu achteraf zeggen, is het toen niet meer gelukt om de molen weer draaivaardig te krijgen, ondanks verwoede pogingen daartoe door veel personen en instanties.
Uiteindelijk werd de getroffen molen helemaal afgebroken en de restanten werden opgeslagen in een schuur van Staatsbosbeheer.

De jaren verstreken en gaandeweg werden veel molenonderdelen elders hergebruikt. Zo is de hou­ten buiten trap gebruikt op de standerdmolen van Bergeyk. Het hek rondom de galerij van de molen werd ge­plaatst voor de molen put. als aandenken aan de voormalige houten windreus. die zo velen vaak tot de verbeelding spreekt. Ook een kruipaal werd geplaatst nabij deze put. maar die werd later jammer genoeg gestolen. Een aantal hou­ten schaliën bleef over; hierover later.

Ja. en nu zijn er alleen nog maar foto’s en herinneringen van mensen, die de molen nog hebben zien draaien.
Wij gaan verder in de tijd, de geschiedenis van de molen vervaagt langzamerhand. Voor mij persoonlijk is deze geschiedenis steeds erg intrigerend geweest. Zo erg zelfs. dat ik me, reeds zo’n vijftien jaar geleden, voornam om te trachten deze molen te herbouwen. Weliswaar met mijn eigen, bescheiden middelen en op eigen kracht, waardoor ik automatisch de conclusie moest trekken, dat een exacte nabouw voor mij alleen niet was weggelegd.
Bleef over een compromis: het bouwen op een schaal grootte van ca. tweederde van de werkelijke maten.
Dit heeft zeer veel voordelen: financieel valt het beter te overzien. terwijl wat afmetingen en gewicht betreft, veel minder problemen ontstaan; ook mijn molen wil ik gaan inrichten als korenmolen, en dit is, ondanks de wat kleinere afmetingen van de molen en de molenstenen, zeer wel mogelijk.

Maar laat ik u eerst even wat wegwijs maken in de constructie en de naamgeving van de diverse onderdelen van de te bouwen standerdmolen. Dit gaat mijns inziens het beste met behulp van een tekening, die verder voor zich spreekt.
(zie rubriek bouwtekeningen, de webheerder) TODO link

De namen van de onderdelen. balken etc. staan erbij vermeld, zodat u mijn bouwbeschrijving zo wat beter kunt volgen.
Om een molen, van de afmetingen, die ik in gedachten heb, te kunnen bouwen, is een hijswerktuig nodig, om een en ander te kunnen tillen. Ik ben dan ook begonnen met het maken van een takel: deze bestaat uit een staander, die door vijf staaldraden wordt geschoord. Deze staander draagt de giek. die draaibaar en in hoogte verstelbaar is. Een en ander is te vergelijken met de laadboom op een schip. Het hijsen van een zwaar stuk hout bijvoorbeeld geschiedt door middel van het windas of de haspel. die horizontaal draaibaar is opgesteld, en voorzien is van vier handspaken.

Deze haspel heb ik een zodanige vorm en afmeting gegeven, dat ik hem later, als de constructie en de opbouw van de molen is voltooid, kan gaan gebruiken als kruihaspel. Hij wordt dan tussen staart en monniksbalken gehangen en voorzien van een degelijke ketting, met het doel, de molen op de wind te kruien. In de zomer van 1987 had ik deze werktuigen klaar en geplaatst en waren ze voor gebruik gereed. Daarna ben ik begonnen met de onderkant van de kastconstructie, te weten de beide voegburries, de daarover liggende dwarsbalken en kalven. Zoals hiervoor reeds is gezegd, is mijn uitgangspunt steeds: het vervaardigen van alle molenonderdelen op een zo oorspronkelijk mogelijke manier, dat wil zeggen op pure handkracht. met gebruikmaking van het destijds gebruikte gereedschap.

Om een zo goed mogelijk beeld te kunnen krijgen van hoe zo’n molen in elkaar zit en werkt, heb ik jarenlang als leerling-molenaar gewerkt op de standerdmolen in Baexem, bij Roermond. en later ook in Heeze op de beltmolen. bij molenaar Sturkenboom.
Al deze ervaringen probeer ik te onthouden, omdat ze me bij de bouw van de molen zeker van pas zullen komen.
Het feit. dat ik de molen zo origineel mogelijk wil bouwen, heeft natuurlijk gevolgen voor het te gebruiken gereedschap en het materiaal.

Twee dissels (een grove en een fijnere). een trekzaag. een spanzaag. booromslag en spiraalboren, diverse maten avegaars, een trekmes, bijl. beitels. twee schaven (een voorloper en een blokschaaf), welnu. dit zijn mijn gereedschappen. Wat het materiaal betreft: de standerdmolen bestaat voor het overgrote deel uit hout. Voor elk specifiek onderdeel van de molen. en dat zijn er veel. is een houtsoort nodig. die voor de goede werking daarvan het meest geschikt is. Zo wordt inlands eikenhout gebruikt voor het grovere constructiewerk vanwege zijn enorme sterkte. Omdat dit hout na indroging vaak scheurt. kan het echter weer niet gebruikt worden voor het maken van tandwielen en rondsels. Hiervoor wordt dan iepen hout gebruikt, omdat dit nu juist niet scheurt. Wilgenhout is nodig voor de vang. de rem van de molen. omdat een remblok al­tijd zachter moet zijn dan het wiel. waar het omheen ligt. Populieren planken dienen vaak als vloerplanken. omdat dit hout de prettige eigenschap bezit, niet te splinteren. Dit is vooral belangrijk op een molen, omdat we immers daar vaak met jute zakken slepen: een scherpe splinter zou een zak direct kapot trekken. Zo kan ik nog een keur van houtsoorten opnoemen. die allemaal om de een of andere reden worden gebruikt op een standerdmolen. Ook hier houd ik bij de bouw van mijn molen zoveel mogelijk rekening mee.

Ja. die bouw van zo’n molen heeft. wat mij betreft tenminste, niets te maken met tekeningen lezen en berekeningen maken.
Integendeel, het is een soort gevoelswerk, wars van calculaties, blauwdrukken en exacte metingen met een laserstraal. .. Nee, ik kijk en vergelijk liever. Exact meten is ook vaak niet mogelijk. omdat ik steeds uitga van een ruwe stam. waar ik eerst een vierkante balk uit moet hakken. Dit gebeurt dan met de dissel. Hierbij dien je reke­ning te houden met de vorm van de stam en de eventuele noesten en rotte plekken en ook met de draad of groeirichting van het hout. Het voordeel van het werken met de dissel is. dat je die groeirichting kunt volgen, zodat je de sterkte van de stam niet aantast. Zou je een dergelijke kromme stam in een zagerij mooi recht gaan zagen. dan wordt door de draad ge­zaagd, waardoor de sterkte van het hout in belangrijke mate wordt verminderd.

De naam standerdmolen is afgeleid van de dikke eiken stam. die verticaal staat opgesteld. Acht flinke schoren of standvin­ken houden deze standerd overeind. Ze staan onder een hoek van ongeveer 45 graden vanaf het einde van de kruisplaten naar die standerd. en zijn daar deels ingeklemd in gehakte gaten. deels omvatten zij de zetel. Deze zetel bestaat uit vier balken. die in elkaar zijn gewerkt en door middel van zwa­luwstaartverbindingen op de standerd zijn bevestigd. Nadat ik standerd, zetel. kruisplaten en standvinken geheel klaar had en in elkaar gestoken, heb ik alle onderdelen ge­nummerd. opgemeten en weer uit elkaar genomen. in afwachting van het moment waarop ik de molen kan gaan op­richten. Overigens volg ik deze werkwijze steeds. omdat ik de complete constructies niet droog weg kan leggen. in verband met het gewicht en de afmetingen. Eind juli 1996 heb ik de laatste bijlslag gelegd aan het onder­ste deel van het linker zijschot. de zijweeg. van de molen. en ben ik begonnen aan het rechter zijschot. Deze schotten be­staan uit een aantal grove, gezaagde balken. die met elkaar verbonden zijn met schuin ingehakte schoren. Deze schoren hebben alle een natuurlijke kromming. waarvan ik bij voor­keur gebruik maak, omdat dit sterker is. Ook hier heb ik veel tijd nodig gehad. zowel voor het uitkiezen van de stamme­tjes waaruit de schoren moeten worden uitgedisseld als voor het uitdisselen op de vereiste afmetingen. Het maken van het nodige ijzerwerk is steeds in goede handen van mijn buurman Dré en mijn broer Rob. Overigens mocht ik tot nu toe van erg veel men­sen hun sympathieke belangstelling ervaren, zelfs in natura ontving ik nogal wat materiaal. altijd be­langeloos, waarvoor alsnog mijn hartelijke dank.

Het dak en de voorkant. of borst, van de vroegere Leendse standerdmolen waren gedekt met eikenhouten schaliën. Dit zijn plankjes, ongeveer een centimeter dik, dakpansgewijs over elkaar heen gelegd en vastgenageld. Hoewel het dakdekken pas kan gebeuren als de molen geheel is opgericht, ben ik toch alvast begonnen met het maken van die schaliën, omdat dit zeer veel tijd vereist. De techniek van het maken van die schaliën is erg eenvoudig en ik zal u trachten uit te leggen hoe een en ander in zijn werk gaat. Begonnen wordt met het zagen van blokken eikenhout van 30 cm lengte, uit van tevoren geselecteerde stammetjes, die zo goed mogelijk recht van draad moeten zijn en waarin zo min mogelijk noesten zitten. Met een aks, die erg lang van blad moet zijn, worden dan een voor een de houten plankjes uit de blokken gekloofd. Dit klieven gaat erg gemakkelijk, vooral als het hout nog vers is. De gekloven plankjes worden daarna aan de bovenzijde bekapt, zodat de dikte van de schalie van boven naar onder geleidelijk toeneemt van nul naar ongeveer een centimeter. Deze ‘verjonging’ zorgt ervoor, dat de schaliën bij het dekken beter over elkaar heen sluiten. Daarna worden de beide zijkanten van de schalie met behulp van het trekmes en de voorloper zo recht mogelijk geschaafd, ook weer met het doel, dat ze zo goed mogelijk past tegen de ernaast liggende schaliën.

Tenslotte worden de beide bovenhoeken van het plankje afgezaagd en de twee spijkergaatjes geboord, waarna de schaliën in bundels van 50 aan ijzerdraad worden weggehangen, klaar om geteerd te worden als ze droog zijn. Voor het bedekken van één vierkante meter dak zijn gemiddeld 100 schaliën nodig. In totaliteit is een dakoppervlak van ca. 24 vierkante meter te bedekken, de bedekking van de onderbouw of paraplu hierbij gerekend.

Overigens wil ik hierbij ook vermelden, dat Staatsbosbeheer de laatste restanten van de schaliën die op de vernielde Leendse standerdmolen lagen, geheel belangeloos mij ter beschikking heeft gesteld. Het gaat om ongeveer 800 stuks en dat is nagenoeg voldoende om de borst van mijn molen straks mee te bedekken. De onderbouw wordt gevormd door de vier muurtjes of teerlingen, met daarop liggend de beide kruisplaten en de acht standvinken. Deze onderbouw was op de vroegere Leendse molen, na de restauratie van 1938, gedekt met riet. Hier wil ik doelbewust van afwijken. Ik ga er schaliën op leggen vanwege het geringere brandgevaar.
Elke schalie wordt met twee nageltjes op het dakbeschot vastgenageld, van onderen te beginnen. Dit moet zodanig geschieden” dat de naden tussen de schaliën steeds verspringen. De eerste rij wordt daarna voor tweederde bedekt door de tweede rij, de tweede rij weer voor tweederde bedekt door de derde rij, enzovoorts, steeds naar boven toe werkend. Een groot voordeel van het gebruik van schaliën is gelegen in het feit. dat ze gemakkelijk de klokvormige rondingen van het dak kunnen volgen. Er ontstaat dan tenslotte een dak, dat volko­men waterdicht is, windvast en bestand tegen het voortdu­rende trillen van de molen als die in bedrijf is. Bovendien ziet het er bijzonder mooi uit. Tot zover mijn korte beschrijving van de werkzaamheden rondom de bouw van mijn standerdmolen op schaal.

Al ben ik ruim 10 jaar (dit was in 1997, de webbeheerder) bezig, toch ligt er nog het nodige werk te wachten. Ik verwacht dan ook dat ik zeker nog eens een decennium nodig heb, om mijn levenswerk af te ronden. Hoewel het maken ervan mij enorm veel voldoening geeft. blijven de afmetingen van mijn molen achter bij die van de windreus die vroeger het Leendse silhouet bepaalde. Ik sluit daarom ook af in de hoop, dat, wellicht later, in het nieuwe Heeze-Leende, een standerdmolen van normale afmetingen weer haar wieken kan doen wentelen.

 

Geef een reactie