Teuten , De Handelaren uit Strijp

De Teuten uit Leenderstrijp (handel)   TODO

Beeld van De Koperteut in Luyksgestel ( foto: Wikipedia )

 

Leenderstrijp heeft ook teuten binnen zijn grenzen gehad.
De teutenhandel is vooral opgekomen in het begin van de 17e eeuw.

Een teut was een rondreizendehandelaar of ambachtsman die vanuit zijn thuisbasis in deKempen met zijn koopwaar op de rug naar Nederland, Duitsland, Frankrijk, Luxemburg of zelfs Denemarken trok. De Teutenvertrokken in de lente naar andere streken om daar rond teventen of er een winkel open te houden. In de winter keerden zeterug om hun tijd thuis door te brengen.
De teuten organiseerden zich al vroeg inkleine gezelschappen. De teutengemeenschappen kenden eencomplexe organisatie. In de meeste gevallen werkten ze invennootschappen om de handelsrisico’s te beperken. Detoelatingsvoorwaarden werden meestal scherp afgelijnd enschriftelijk geregistreerd.

Het verschijnsel van de teutenhandel kwamalleen in deKempen voor. Onderzoek heeft uitgewezen dat hetwaarschijnlijk geen officiële naam was omdat “Teuten” zelden inakten voorkwam.

Men kan een viertal groepen onderscheiden :

  • De ketellappers of goorteuten :Zij vormden ongeveer de helft van de Teuten. Ze hersteldenniet alleen beschadigde potten en pannen, maar verkochtenook nieuwe koperwaar zoals potten, pannen, keukengerief,sloten en soms zelfs vuurwapens. Apparatuur voor eensmidsvuur namen ze af en toe in een rugmand mee.
  • De pakdragers of tafteuten :Zij handelden in mutsen, neusdoeken, kousen, beddengoed, tijk,kant, zijde, ..
  • De snijders of dierenlubbers :Zij specialiseerden zich in het castreren van paarden,varkens, stieren en schapen. Soms dreven zij ook handel indeze dieren, zodat zij het beroep van veekoopman koppeldenaan dat van veearts.
  • De haarteuten : Zij kwamen er paslater bij, en zijn een mooi voorbeeld van het inspelen op dewisselende economische vraag. Nadat Lodewijk XIV vanFrankrijk een pruik begon te dragen ontstond er een nieuwemodegril namelijk, het dragen van een pruik. Deze Teutenmaakten daar handig gebruik van en kochten het haar vanjonge boerendochters op om het aan pruikenmakers in desteden te verkopen.

Er is een grote overeenkomst met de valkeniers, zij woonden in dezelfde tijd en streek, maakten ook verre reizen en bezaten meestal eveneens een grote welstand.

De schuttersgilden hebben daarvan vooral geprofiteerd. Een Leendse teut en gildebroeder was bijvoorbeeld Willem Reym Hollen van wie het St. Jansgilde nog een uit 1712 daterend koningsschild bezit. Op het schild staat de tekst:

“GODT WIL HAR AL BEWARE
DIE MET KETELS GAN OF VAREN
WILLEM RYNEHOLLE CONISCK
ANNO 1712”

Een andere Strijper teut was Leonardus van Dijk, die nog ooit de linde op het kaetsveld snoeide en wiens broer

Hyacinthus omstreeks 1838 de kadasterkaart van dit gebied getekend heeft.


Volgens een lijst van kooplieden uit 1713 en 1714 van de gemeente Leende was Jan Wouter van Asten

(voorvader van de webbeheerder) koopman van: ( ik citeer)

“KETELS EN ANDERE WAREN NAAR CEULSLAND, DAMBOEKEN , LIMBEECK EN ANDERE LANDEN ”

(Bron: jaarakte f 54 v /55 boek “De Teuten, buitengaanders van de kempen; auteur: Knippenberg “)

De Teuten moesten bij de schepenen van hun gemeente een sauvegarde (bewijs van onberispelijk gedrag, het huidige paspoort)

aanvragen om met paard en wagen naar het buitenland te mogen trekken en daar hun spullen te mogen in- en verkopen.

Het bewijs van goedgedrag van Jan Wouter van Asten opgetekend door de schepenen van Heeze en Leende was als volgt,

ik citeer:

“DAT JAN WOUTER VAN ASTEN INWOONDER VAN LEENDE ,EEN JONGHEMAN MET EEREN,

STAANDE ALHIER TER GOEDER NAAM

ENDE FAEM, ENDE BINNEN LEENDE VAN VROME,

EERLYCKE WETTIGE OUDERS GEDEFSCENDEERT (afkomstig)

DENNWELCKEN SIGH SELVEN ALTYD EERLYCK,

EN WEL HEEFT GECOMPORTEERD (gedragen)

EN GEGIETEN SOO ALS EEN JONGHMAN BETAEMT,

EN BEHOORT TE DOEN,

ALSOO WIJ NOOYT TEN CONTRAVIE HEBBEN GEHOORT AFTE VERSTAEN.

ENDE WANT DEN VOORNOEMDE JAN WOUTER VAN ASTEN HEM ONDERSCHRIFSCHEN IS

BEGEVENDE SOO BINNEN, ALS BUIJTEN DESER HEERLIJKHEYT ENDE MIJERIJE VOORN.

IN CENILS, MUNSTERLANT ALS IN ALLE ANDERE LANDE STEDEN ,

ENDE PROVINCIEN, OM SIJNE COOPMANS HAPPEN MET KETELS ALS ANDERE WAEREN

EN GOEDEREN DER COST EERLYCK TE WINNEN, ENDE VERDIENEN.

VERSOECKENDE WIJ DERHALVE AAN ALLE HEEREN OFFICIEREN,

EN DE JUSTICIENEN DER THOONDER DEESES ,SO LAETEN GAAN STAEN,

TE WAETER ENDE TE LANDE OP ENDE MET WAGENS, KARREN, ENDE PEERDE

ALS ANDERE VOILTURE WAARTOE SIJNE AFFAIRE MOGTE REQIUEREN.

GETEKEND DOOR DE SCHEPENEN 15-2-1724 ”

(Bron: RA HEEZE 1722 NR. 157-158 )

Johannes huwde op 9-7-1724 voor de pastoor van Leende toen hij 38 jaar oud was met Willemijne Bluijssen, ook uit Leende.

De getuigen bij hun huwelijk waren Jacobus en Guillemundus van Asten.

Het huwelijk werd voltrokken in het jaar 1724 en een jaar later werd, zoals toen een goed echtpaar betaamt,

hun eerste kind geboren.

Jan en Willemien kregen 4 kinderen: 2 dochters en 2 zonen.


Bronvermelding

Bewerkt, aangepast en aangevuld door de webbeheerder: Erik van Asten

De de boekjes:
“De boom en andere monumenten”
“Boerenbouw Leenderstrijp”,

“De boom en andere monumenten” was een gezamenlijke uitgave van het I.V.N. afdeling Heeze-Leende en
de heemkundekring ‘De Heerlijkheid Heeze-Leende-Zesgehuchten in Mei 1988.

“Boerenbouw Leenderstrijp” werd uitgegeven, naar aanleiding van de Open Monumentendag 2003,
door de heemkundekring ‘De Heerlijkheid Heeze, Leende, Zesgehuchten
in samenwerking met de Gemeente Heeze-Leende.
website: Wikipedia

Geef een reactie