Graanoogst

Oogsten van tarwe met maaidorser

klik op onderstaande afbeelding voor Video van oogsten tarwe

De combine, John Deere, aan het dorsen (zomertarwe) in Leenderstrijp
(klik op de onderstaande foto’s voor een vergroting)    TODO

Graan- en zaadoogst

Maaidorsers of Combine

De maaidorser kwam in ons land in het eind van de jaren 1940. Jarenlang werd er gewerkt met getrokken maaidorsers naast zelfrijders. De laatste jaren worden alleen nog de zelfrijdende machines gebruikt. De oppervlakte graan in ons land wordt vrijwel geheel met maaidorsers geoogst. Het gewas wordt direct van “stam” gemaaid, gedorst en gereinigd en na opslag in de graantank overgebracht in wagens. Andere zaden worden eveneens vaak op deze wijze geoogst, maar men kan ze ook vooraf maaien met een maaimachine of zwad maaier. Na voldoende drogen kan de maaidorser,
voorzien van een opraper, ze verder verwerken.

Hoofdonderdelen

De voornaamste delen van een maaidorser zijn:

  • maaigedeelte (vingerbalk, haspel en toevoervijzel);
  • opvoer (transporteur en stenenvanger);
  • dorsinrichting (inlegger, trommel, korf en afnemer);
  • reiniging (schudders, zeefkast en ventilator);
  • afvoer (vijzels en tank).

De maaibak is een grove vingerbalk, waarin een normaal mes ligt met een slag van meestal 76 mm. Bij gelegerd gewas worden zo nodig aan sommige vingers arenlichters gemonteerd. Boven het mes bevindt zich de haspel, die vaak is gebouwd als tandenhaspel. Deze bezit gestuurde tanden, die steeds naar beneden wijzen. Hiermee kan ook in een liggend gewas nog goed worden gewerkt.

Maaigedeelte

De haspel kan hoger en lager worden gesteld. Soms kan zij ook voor- en achteruit worden bewogen. Ook de stand van de tanden is enigszins instelbaar (rechtop, slepend of stekend). Achter het mes bevindt zich een vijzel, die het graan van twee kanten naar het midden voert. In het midden van deze vijzel draait een trommel met pennen. Deze pennen bewe­gen tijdens het draaien naar buiten en naar binnen. Hierdoor wordt het graan on­der de trommel naar de opvoerketting geduwd.
Het maaigedeelte heeft een werkbreedte die kan variëren van 2 tot 7 m. Bij een breedte groter dan 3 m is de hele maaitafel afneembaar of opklapbaar voor transport.

De opvoerketting trekt het gewas onder zich mee omhoog. Het passeert een rooster van staven, waar doorheen stenen en andere voorwerpen in een opvangbak vallen en later verwijderd kunnen worden. Het gehele opvoer- en maaigedeelte is scharnierend aan de dorsmachine bevestigd. Met behulp van verende hydraulische cilinders kan de bestuurder de maaidiepte regelen.

Dorsinrichting

Een strovleugel of inlegger neemt het gewas van de ketting af en duwt het naar de dorst rommel.
De dorstrommel bestaat uit een zes- of achttal dwarsbalken waarop slaglijsten zijn aangebracht. Slaglijsten zijn strippen met schuine ribben. Deze ribben staan op elke volgende lijst andersom (linkse en rechtse lijsten). De slaglijsten wrijven het graan langs de korf of mantel, die bestaat uit dicht bij elkaar staande dwarsstaven. De dwarsstaven zijn verbonden door gebogen draden (het net). Ongeveer driekwart gedeelte van de uitgewreven graankorrels valt door de mantel naar beneden.
De rest van de korrels wordt met het stro op de stroschudders geworpen. De stroschudders scheiden het stro van het andere materiaal (korrels, kaf, ongedorste stukken aar en kortstro). Vervolgens brengen ze het stro buiten de machine.De stroschudder kan bestaan uit een enkele zeef met onderbak (werpschudder met terugloopbodem) of uit meerdere gaftelschudders, die “om en om” werken.
Het door de stroschudders uitgezeefde product stroomt over de bodems terug naar voren en komt op een verdeelzeef terecht, die het begin is van de schuddende zeefkast. Deze bestaat, behalve uit de verdeelzeef, uit een verstelbare bovenzeef of kortstrozeef. Tijdens het passeren hierover worden kaf en korte stukjes stro door de ventilator weggeblazen. Graan en ongedorste aren vallen op de onderste zeef, waarbij de aren terechtkomen in de arenvijzel en van daar uit op een jacobsladder,
die ze weer in de dorstrommel brengt.
Het graan valt door deze onderzeef heen. Het komt dan terecht in de graanvijzel, die het via een graanelevator in de graantank brengt, die van tijd tot tijd in een naast de maaidorser staande of rijdende wagen wordt overgestort.
De beide zeven (de kortstro- en de onderzeef) zijn verstelbare jaloezie zeven, waarvan de openingen groter of kleiner kunnen worden gemaakt.
Naast de “gewone” schudders komen er de laatste tijd nieuwe systemen in de handel. Dit is onder andere de axiaal maaidorser met een grote in
langsrichting draaiende zeeftrommel.

De belangrijkste afstel- en bedieningsmogelijkheden van een maaidorser zijn:

  • het hoger of lager stellen van het maai platform (stoppel lengte); dit vindt hy­draulisch plaats, waarbij het maaiplatform tevens
    op een paar veren of op een luchtcilinder rust zodat het mes zich gemakkelijk aan de grond kan aanpassen.
    Ook automatisch werkende tasters worden wel toegepast;
  • de verstelling van de hoogte van de haspel en van de stand van de tanden ervan;
  • de regeling van de rijsnelheid (bij zelfrijders meestal traploos);
  • de regeling van de snelheid van de dorstrommel (vaak traploos);
  • de verstelling van de afstand tussen korf en trommel;
  • de wijziging van de windrichting met regelkleppen;
  • de regeling van de hoeveelheid wind (door schuiven in de zuigopeningen van de ventilator;
  • de wijziging van de stand van de jalousie zeven.

De bestuurder kan sommige van deze handelingen vanaf zijn zitplaats in cabine regelen, maar er zijn ook handelingen waarvoor hij eerst controle op
verliezen in het stro moet uitoefenen en dan ter plaatse aan de machine de nodige afstellingen moet verrichten.
Een nieuwe ontwikkeling is de elektronische apparatuur die deze controle overneemt. Automatische controle en waarschuwingsapparatuur zijn onder andere diepteregeling en korrelverliesindicateuren op enkele plaatsen,
speciaal op de schudders.

Samenvatting

De graanoogst in ons land wordt geheel door zelfrijdende maaidorsers verzorgd. Deze zijn hoofdzakelijk het bezit van loonwerkers. De werkbreedte, rijsnelheid en dorscapaciteit nemen steeds toe. Veel aandacht wordt besteed aan het comfort van de bestuurder, naast een goede cabine met gemakkelijke bedieningsapparatuur komen er steeds meer maaidorsers met automatische controleapparatuur.
Het stro wordt gedeeltelijk geperst, gedeeltelijk gehakseld en ondergeploegd.
Het graan wordt met kiepwagens afgevoerd naar de graandrogerij en graanopslag.


Bronvermelding o.a.: -Landbouwwerktuigen 1982 door l. van Wingerden

Geef een reactie