Hooiruiters nu en in het verleden

De geschiedenis van het hooiruiteren (tevens verkoop palen)

Hooiruiterpalen / Boonenstaken 10 stuks voor € 15

Bundel van 10 stuks,
Lengte 2 tot 2.50 meter,
Materiaal: dennen of sparrenhout, geoogst in ons gebied.

Het materiaal kan op afspraak afgehaald worden in Leende / Leenderstrijp
Voor meer inlichten en/of bestellingen: e-mail: e mail over bonenstaken hooiruiters


Steun onze vereniging en breng een extra stukje cultuurhistorie in uw tuin.

Bonenstaken werden vroeger gebruikt om de bonen langs omhoog te laten groeien.
Tegenwoordig worden daar vaak bamboestokken voor gebruikt.
Nadeel van de bamboestokken is dat ze heel glad zijn waardoor de boon moeite heeft met klimmen.

De dikkere palen worden gebruikt als boonpaal maar ook als hooiruiterpaal.
Hooiruiterpalen (hooiruiters) werden vroeger in de wei gebruikt om het hooi te laten drogen.

Hooiruiteren nu en in het verleden (muizenruiters)
foto: Boek Voor een betere Toekomst NCB

Onderwerpen:

-Het maken van een hooiruiter (2007)
-De winning van opperhooi en ruiterhooi (1965)
-Hooiruiters in het verleden (1953)


Het maken van een hooiruiter. (door de webbeheerder)

 

Benodigdheden:
6 ronde palen (geriefhout, ontdaan van de bast)
-lengte 200cm
-doorsnede: 6.5 oplopend naar ongeveer 8 cm

 


3 palen hebben, op +/- 60cm vanaf de onderkant, een rond “oog” +/- rond 10cm
van dik ijzerdraad (+/- 7mm) (zie foto)

 

 

 

 


De 3 palen ( met de ronde ring) zijn aan de bovenkant losjes met elkaar verbonden door middel van een
dikke ijzerdraad, op 8 cm van de bovenkant. (zie foto)

 

 

 


De 3 palen die met elkaar verbonden zijn zodanig neerzetten dat de “ogen” naar buiten staan.
De andere 3 palen komen door de “ogen” en op elkaar te liggen (zie foto’s)

 

 

 


-Het hooi zodanig op de ruiter plaatsen dat de binnenkant hol blijft!

-Het beste kan men beginnen met stapelen op de 3 hoekpunten van de ruiter.
Succes!

 


DE WINNING VAN OPPERHOOI EN RUITERHOOI

(bron: Weidebouw, cultuur en gebruik van grasland,door Ir. M. Sonnema 1965)


Á. Opperhooiwinning

Betekenis van het opperen
Van oudsher wordt het opperen toegepast als middel om het weer­risico te verminderen. Wanneer het hooi op oppers staat, is het redelijk goed tegen regen en dauw beschermd. Verder besterft het materiaal in de opper, terwijl bovendien enige nadroging plaats vindt. Deze punten zijn van belang, wanneer het hooi niet door ventilatie kan worden nagedroogd. Het hooi moet dan immers pas wor­den ingeschuurd als het 80 % drogestof bevat en voldoende be­storven is. Deze toestand is ongeveer bereikt, wanneer het hooi ’s morgens na een regenloze nacht nog droog aanvoelt, als het de vorige dag in oppers werd gezet.

Werkwijze bij de opperhooiwinning

Bij de opperhooiwinning wordt het gewas geheel op het veld ge­droogd. Men moet dus voldoend drogend weer hebben. Dit be­tekent, dat deze methode in ons klimaat meestal pas begin juni kan worden toegepast. In de regel heeft men dan met een vrij oud gewas te maken, tenzij het perceel werd voorgeweid.

De werkzaamheden op het veld verlopen nu ongeveer als volgt:

Na het maaien blijft het gewas enige dagen in het zwad liggen. Wanneer de bovenkant van het zwad droog is en het weer gunstig lijkt, wordt het 7wad gekeerd. Als de onderkant ook flink is opgedroogd, wordt het gewas enkele malen geschud. Het hangt nu van het weer af welke werkwijze verder gevolgd wordt.
Bij sterk drogend weer blijft het gewas 1 of 2 dagen gespreid liggen. Daarna harkt men het bijeen op wiersen en schuift het met een plank of een hooischuif op grote hopen. Deze hopen worden afgewerkt tot grote oppers of roken met een smalle voet en een spitse kop. De grote oppers blijven nog enkele dagen op het veld staan.
Bij regenachtig weer brengt men het nog vochtige hooi in kleine oppers. Deze bieden enige bescherming tegen nadelige weersin­vloeden. Wanneer het één der volgende dagen goed weer wordt, gaat men de kleine oppers uiteen gooien en het gewas schudden. Indien nodig, wordt het hooi ’s avonds weer in oppers gezet en de volgende ochtend opnieuw gespreid. Tenslotte brengt men het hooi, wanneer het bijna voldoende droog is, aan grote oppers. Deze blijven weer enkele dagen staan.
De hierboven beschreven wijze van hooiwinning wordt nog veel toegepast. Men gaat er echter steeds meer toe over de veldperiode te verkorten door het gewas direct na bet maaien uiteen te schudden. Ondanks deze maatregel duurt de veldperiode nog vrij lang, zodat de kans op een ongunstige weersverandering groot is.
Bij regelmatig herhalen van het schudden moet men rekenen op bladverlies.

Nadelen van opperhooiwinning

1. Bij ongunstig weer is deze methode zeer tijdrovend door het regelmatig spreiden en opzetten van oppers.
2. Het opperen en het spreiden van oppers kunnen niet gemecha­niseerd worden. Men is daarom genoodzaakt vrij veel zwaar handwerk te verrichten.
3. Bij ongunstig weer zijn de verliezen groot door de lange veldperiode.
4. Opperhooiwinning in mei en september is moeilijk of onmogelijk. Voordeel van opperhooiwinning

Tegenover deze nadelen staat als voordeel, dat men bij aanhoudend gunstig hooiweer een product van goede kwaliteit kan winnen met weinig kosten.


B. Ruiterhooiwinning

Het ontstaan van de methode

Het streven naar een betere kwaliteit ruwvoeder heeft geleid tot het maaien van gras in een jonger stadium. Het toenemend ge­bruik van stikstofmeststoffen heeft nog een extra vervroeging van het tijdstip van maaien gegeven. Wanneer men niet al dit vroege gras wil inkuilen, ontstaat de behoefte aan een hooiwinnings­methode, die vroeg in het seizoen kan worden toegepast. Opper­hooiwinning komt hiervoor niet in aanmerking. Van oudsher heeft de hooioogst een belangrijke top in de ar­beidsbehoefte van het bedrijf gegeven. Toen de arbeidskrachten duurder en schaarser werden, ontstond ook de behoefte de hooi­oogst over een langere periode te spreiden. Tengevolge van deze ontwikkelingen is het ruiteren als hooi­winningsmethode opgekomen. In het algemeen kan men deze methode namelijk toepassen van ± 1 mei tot ± 15 september.

Betekenis van ruiteren

Een grote opgang heeft het ruiteren echter niet gemaakt, omdat deze methode tijdrovend is en grotendeels in handwerk moet worden uitgevoerd. Het nog schaarser worden van arbeidskrachten beeft namelijk geleid tot de noodzaak de hooioogst niet alleen te spreiden maar ook volledig te mechaniseren. Door deze laatste ontwikkeling maakt thans het nadrogen van hooi door ventilatie snel opgang. Het ruiteren krijgt nu betekenis als reservemethode voor perioden met slecht weer, waarin men het hooi niet voldoende droog kan krijgen voor ventilatie. Op kleinere bedrijven zal het ruiteren zijn betekenis wel behouden. Ook voor klaverrijke gewassen is deze methode geschikt, omdat er weinig in het product wordt gewerkt.


Het droogproces bij ruiteren

Drogen op het veld.

De veldperiode kan bij ruiteren kort zijn, omdat het gewas bij een gehalte van 50 % drogestof reeds op de ruiters kan worden geplaatst. Afhankelijk van de weersomstandigheden en de samenstelling van het gewas kan dit gehalte in 2-5 dagen bereikt worden. In mei en september is de veldperiode natuurlijk het langst. Om het droogproces te versnellen is het van belang direct na het maaien te schudden.

Drogen op de ruiter.

De verdere droging tot ruim 80 % drogestof vindt plaats op de ruiters. Afhankelijk van de weersomstandigheden zijn hiervoor 3-6 weken nodig. Gedurende deze tijd ondervindt het product zeer weinig nadeel van schadelijke weersinvloeden. Bij aanhoudend regenachtig weer kan men het hooi vochtig op de ruiters zetten. Na één week moet het product dan worden om­geruiterd. Laat men een dergelijk vochtig product op de ruiters staan, dan zal de kwaliteit door broei en schimmelwerking achter­uit gaan.


Soorten ruiters

Men onderscheidt driepoot-, vierpoot- en dakruiters. Van de eerst­genoemde twee heeft men per ha gemiddeld resp. 50 en 40 nodig. Dakruiters hebben meestal een lengte van 3 m. Van deze soort heeft men daarom slechts 25 nodig per ha. Wanneer een aantal dakruiters achter elkaar wordt geplaatst, ontstaat een tunnelruiter. Door draden langs en over driepootruiters te spannen kan men ook een tuunelruiter maken. Bij deze soort heeft men ongeveer 70 m ruiterlengte per ha nodig. Een bezwaar hierbij is, dat men het hooi over grote afstand moet aanvoeren. Drie- en vierpootruiters worden het meest gebruikt. Zij brengen ook de geringste kosten met zich mee. Wij zullen ons daarom in het volgende beperken tot deze soorten.


Het opladen van ruiters

Het plaatsen en opladen van ruiters moet met zorg gebeuren om teleurstellingen te voorkomen. Men moet hierbij op de volgende punten letten:

1. Bij het plaatsen van vierpootruiters worden voor de stevigheid de eerste en derde poot naar rechts gezet en de tweede en vierde naar links.
2. De ruiterbok moet daarbij zo worden geplaatst, dat de afstand tussen de poten bij de ogen niet groter dan 1 m is. Men krijgt dan een slanke, hoogopgaande ruiter.
3. De leggers (liggende stokken) komen zodoende ongeveer 50 cm van de grond. Dit is nodig, omdat het hooi niet aan de grond mag komen.
De wind moet er goed onderdoor kunnen.
4. Bij het opladen van een vierpootruiter moet men beginnen met op de kruispunten van de leggers een pikje hooi te plaatsen.
Verder tast men langs de stokken op. Hierbij moeten niet te grote vorken worden genomen, opdat het midden van de ruiter openblijft.
5. Het hooi moet minstens 1 m boven de top van de ruiter uit­komen. Men vooromt dan, dat na het bezakken de stokken door het hooi steken.


Voordelen van ruiteren t.o.v. opperhooiwinning

1. Men kan reeds vroeg in het seizoen met hooiwinning beginnen en een product van goede kwaliteit winnen.
2. Door ruiteren kan men een spreiding van de arbeid bereiken.
3. Het weerrisico wordt beperkt, doordat het gewas slechts enkele dagen op de grond ligt.
In een gewas op ruiters ontstaan namelijk zeer weinig ver­liezen, behalve bij aanhoudend zeer slecht weer.
4. Het hooi kan op de ruiters goed besterven. De kans op hooi­broei wordt daardoor verminderd.
5. Bij ruiteren wordt weinig in het gewas gewerkt. De mechanische verliezen zijn daardoor gering.

De voordelen, genoemd bij de eerste vier punten, gelden ook voor de winning van hooi in een korte veldperiode met nadroging door ventilatie van de tas.

Nadelen van ruiteren

1. Ruiteren is vrij tijdrovend en moet grotendeels in handwerk worden uitgevoerd.
2. Ruiters staan meestal nog op het land, wanneer het etgroen al klaar is voor beweiding.
Men moet daarom de ruiters binnen twee weken met een ruitersleep of een heffer op de trekker naar een hoek van het perceel brengen.

Hooiruiters in het verleden (1953)

foto: Boek voor de betere toekomst NCB

 

Het ruiteren van hooi.

In verband met de intensivering van het grasland­bedrijf wordt de laatste jaren het maaien van gras voor hooiwinning in een jonger groeistadium meer en meer toegepast. De tot voor enkele jaren vrijwel algemeen ge­bruikelijke wijze van hooiwinning in oppers gaat bij dat materiaal echter met veel moeilijkheden gepaard. Het drogen op het land gaat slechter, terwijl in de schuur vaak sterke broei optreedt. Bovendien is men door vroeger te maaien en door meer dan een snede van een perceel voor hooi te bestemmen wel genoodzaakt ook voor of na de meest geschikte hooimaanden Juni/Juli hooi te winnen. Dit heeft als gevolg gehad, dat het gebruik van ruiters bij de hooiwinning de laatste jaar en zeer veel ingang heeft gevonden. Hoewel men het over het nut van ruiters in het algemeen wel eens is en hierover diverse publicaties en artikelen zijn verschenen, lijkt het toch wel gewenst om enkele voordelen nog eens te vermelden.

Volgens de in drie achtereenvolgende jaren door het C.I.L.O. te Wageningen onderzochte monsters was de gemiddelde kwaliteit als volgt:
Voornamelijk door het in jonger stadium maaien van het gras voor ruiteren, is het gemiddelde gehalte aan vre belangrijk hoger dan van opperhooi en is de kwaliteit vergeleken met de tabel van het Centraal Veevoeder Bureau “goed” te noemen.

Uit dezelfde monsters bleek bij beoordeling, dat in het opperhooi meer broei was opgetreden dan in het ruiterhooi Van het totaal aantal monsters kwamen in de verschillende broeiklassen de volgende percentages voor: Een bijkomstig voordeel, dat in vele gevallen echter niet is te verwaarlozen, is het feit, dat het carotinegehalte van ruiterhooi gemiddeld belangrijk hoger bleek te zijn. Door het C.I.L.O. werd bij opperhooi slechts 20 mg per kg droge stof aan carotine gevonden, terwijl dit bij ruiterhooi 45 mg bedroeg.

Over het geheel genomen kan dus van ruiterhooi de kwaliteit (voederwaarde) beter zijn dan van opperhooi. Verder is men bij ruiteren minder afhankelijk van de weersomstandigheden. Het oogstrisico wordt door ruiteren beperkt. Doordat men ook gras kan maaien in een periode, die voor hooiwinning op de grond minder geschikt is, is een betere arbeidsverdeling op het bedrijf mogelijk. Ten slotte heeft men door het ruiteren het land na enkele dagen weer schoon en kan de hergroei van het gras dan reeds weer ongestoord beginnen.

Als bezwaar wordt vaak aangevoerd, dat de ruiters te lang op het land moeten blijven staan, zodat bij voldoende groei van bet gras het vee niet tijdig in het perceel kan. Hieraan kan men echter tegemoet komen door een ruiterslee in gebruik te nemen. In de eerste plaats kan men hiermee de volgeladen ruiters verslepen naar een hoek van het perceel en dit gedeelte afrasteren of naar een ander kaal perceel. Het land is dan voor het grootste gedeelte weer vrij voor beweiding. Daarnaast kan deze slee ook dienst doen tijdens het opladen der ruiters door tussen 2 wiersen door te slepen en gelijktijdig aan beide zijden op te laden. Dit geeft een arbeidsbesparing, daar men het voorgedroogde materiaal over betrekkelijk korte afstand behoeft te vervoeren bij het opladen der ruiters. Het meerdere werk van ruiteren tegenover opperen blijkt in de praktijk nogal mee te vallen. Wanneer men enige routine heeft, kost dit blijkens diverse onderzoekingen slechts enkele uren meer per ha. De uiteindelijke voordelen weg ook in het algemeen wel tegen de bezwaren op. In ons land wordt voornamelijk een drietal typen ruiters gebruikt nl. driepoot-, vierpoot- en dakruiters. De in het buitenland gebruikte soorten zoals de Heinze, de Steinacker Heuhtitte en de Zweedse ruiter hebben geen ingang gevonden en zijn in het algemeen ook minder geschikt voor het betrekkelijk korte materiaal, dat in ons land wordt gemaaid voor hooiwinning.

De drie- en vierpootruiters zijn in voorgaande jaren op de weidebedrijven veel in gebruik genomen. Sinds 1950 is de belangstelling voor dakruiters echter sterk toegenomen en de ervaringen hiermee zijn zeer gunstig. Een groot voordeel is, dat per ruiter een grotere hoeveelheid kan worden geladen en dat men minder ruiters per ha nodig heeft. Mits goed opgezet zijn deze beter geschikt voor zeer kort materiaal dan de andere modellen. Het ruiteren op de, dakruiters gaat in het algemeen gemakkelijker. Doordat meer en langere stokken nodig zijn, worden de aanschafkosten per ha van dakruiters hoger, doch uit de toename in de, praktijk blijkt, dat men van mening is, dat de voordelen wel opwegen tegen de extra Iasten. Een der belangrijkste punten, die men bij het ruiteren in het oog dient te houden en waartegen in de praktijk vaak gezondigd wordt, is dat de ruiters niet te zwaar mogen worden beladen. Wanneer men te veel materiaal op de ruiters brengt, wordt een goede droging hierdoor verhinderd en zullen plekken met schimmel veel kunnen voorkomen. Indien men zich aan de geldende voorschriften houdt, kan men vrijwel zeker zijn van een goed product, dat met de kleinste verliezen in de schuur kan worden gebracht en waarbij de kans op broei tijdens de bewaring zo klein mogelijk is.

Geef een reactie