Subsidieregeling voor natuur- en landschapsbeheer.

Auteur:  Peter Kerkhofs,  Cultuurhistorisch adviseur van de Hei Heg en Hoogeind
Plaatsingsdatum: November 2005

Natuur- en landschapsbeheer in werkgebied Hei-Heg & Hoogeind

Programma Beheer is met ingang van 1 januari 2000 de nieuwe subsidieregeling voor natuur- en landschapsbeheer. De subsidieregeling is opgesplitst in twee regelingen, namelijk de Subsidieregeling Natuurbeheer (SN) en de Subsidieregeling Agrarisch Natuurbeheer (SAN). Het doel van de regeling is het duurzaam instandhouden en uitbreiden van het areaal bos en natuurterreinen en het versterken van de landschapskwaliteit binnen en buiten de EHS (Ecologische Hoofd-Structuur) en het ontwikkelen en instandhouden van natuur op landbouwgrond.

Binnen genoemde regelingen is het mogelijk een vergoeding (subsidie) te krijgen voor de aanleg en het onderhoud van natuurwaarden. De vergoeding wordt verstrekt voor een periode van 6 jaar. Tijdens deze 6 jaar zijn er bepaalde voorwaarden van kracht. Wat de mogelijkheden zijn op perceelsniveau binnen onze Agrarische Natuur Vereniging kunt u in de onderstaande kaart, tabellen en beschrijvingen zien en lezen.
Bij het inrichten (het aanleggen) van sommige landschapspakketten moet u rekening houden met vergunningen en eventuele vrijstellingen. U heeft b.v. bij de aanleg van een paddenpoel te maken met Waterschap de Dommel, de Provincie Noord-Brabant en de Gemeente Heeze-Leende.
Het waterschap moet vrijstelling van de waterkeur verlenen. De provincie geeft een ontheffing van de ontgronding en de gemeente moet een aanlegvergunning verlenen.
Het aanvragen van subsidies moet plaatsvinden binnen de openstellingtijd. Deze is vaak gelegen tussen oktober en eind december. U moet een aanvraag indienen op een standaard formulier wat u bij het LNV-loket kunt aanvragen: Tel. 0800 22 333 22
Ook iets nieuws aanleggen (inrichten), bv. een paddenpoel, knotbomenrij, singel etc. kan gesubsidieerd worden. Bij een aanvraag voor het inrichten hoort dan een ‘inrichtingsplan’.
Pas nadat de vergoeding is toegekend kan met de inrichting (aanleg) begonnen worden. Het beoordelen van het plan en de formele goedkeuring neemt vaak 3 tot 4 maanden in beslag.
De kosten van het opstellen van een inrichtingsplan en de eventuele leges (vergunningen) mogen in de begroting van de subsidieaanvraag worden meegenomen.
De gemeente Heeze-Leende is binnen het kader van het ‘Structuurschema Groene Ruimte’ aangewezen als gebied met extra mogelijkheden voor landschapselementen (het gele gebied op de kaart). Dit betekent dat ook buiten de begrensde gebieden subsidie mogelijk is voor landschapselementen.

 

U kunt meer lezen over dit onderwerp op de WEBsite van het ministerie van LNV:  Informatieplein.  van het LNV

Hier vindt u de complete regelingstekst en het ‘toelichtingboekje” Subsidieregeling Agrarisch Natuurbeheer 2005.

 

Bron:Beheers- en landschapsgebiedsplan Noord-Brabant

Gewijzigd plan, september 2004, Provincie Noord-Brabant

De bijbehorende praktische uitvoeringen die onder de regelingstekst staan zijn afkomstig uit: Handboek Agrarisch Natuurbeheer, Landschapsbeheer Nederland 1998.

 

 Kaart van het begrensde gebied:

De omlijnde gebieden met de codes zijn de begrensde gebieden. Het gehele gebied van de gemeente Heeze-Leende valt onder de regeling Structuurschema Groene Ruimte.

 

Dommeldal Zuidoost (DZO)

Code Gebiedsnaam Aantal hectaren Type beheersgebied Mestafzetgebied Bodemtype Vochtgehalte bodem Actueel beheer Kerngebied GHS Natuurdoelenkaart Doelstelling Doelgroep Beheerspakketten Landschapspakketen
DZO10 Beekdal Buulder en Strijper Aa 180 RJ ja Z D-M L P-S K-R A-P-S-V 7-8-9 50-53-54-55-58-62-64
DZO11 Beekdal Strijper Aa (Renhoek) 0,5 C ja Z V L M G-K A-P-S-V 1-2-3-4 50-53-54-55-58-62-64

 

Gebruikte afkortingen in de tabel.

Type beheersgebied: C = concreet begrensd; RJ1 = ruime jas fase 1; RJ2 = ruime jas fase 2
Mestafzetgebied ja = gelegen in gemeente binnen mestafzetgebied
Bodemtype Z = Zand
Vochtgehalte bodem D = Droog; M = Matig droog/vochtig; V = Vochtig
Actueel beheer L = Landbouwgrond (wei- en/of bouwland)
Kerngebied GHS A = Amfibieen; P = Planten; S = Struweelvogels
Natuurdoelenkaart M = Struweel, moeras en ruigte
Doelstelling G = Kruidenrijk grasland; K = Kleinschaligheid; R = Randenbeheer;
Doelgroep A = Amfibieën; P = Planten; S = Struweelvogels; V = Vlinders
Beheerspakket De nummers corresponderen met de pakketnummers in de SAN.
Landschapspakket De nummers corresponderen met de pakketnummers in de SAN

 

 

Pakketnummers beheer

Code Beheerspakketten
1 Ontwikkeling kruidenrijk grasland
2 Instandhouding kruidenrijk grasland
3 Bont hooiland
4 Bonte hooiweide
7 Bonte weiderand
8 Bonte hooirand
9 Kruidenrijke zomen

 

Pakketnummers landschap

Code Landschapspakketten
50 Houtwal
53 Singel
54 Elzensingel
55 Geriefhoutbosje
58 Knotbomenrij
62 Poel
64 Raster

 

Beschrijving van de beheers- en landschapscodes: Subsidie Agrarisch Natuurbeheer

 

Bron:

Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer. Tekst waarin alle wijzigingen tot en met 29 oktober 2004 (Staatscourant 210 van 01-11-2004) zijn opgenomen. Versie 11-11-2004.

De publicaties in de Staatscourant zijn bepalend.

Schuin gedrukte teksten zijn opmerkingen. De genoemde bedragen zijn indicaties en worden jaarlijks geïndexeerd. In de praktijk betekenend dit ze jaarlijks wat verhoogd worden.

 

(1) Beheerspakket: Ontwikkeling kruidenrijk grasland

  1. De beheerseenheid bestaat uit grasland.
  2. In het zesde jaar zijn op de beheerseenheid tenminste 15 inheemse plantensoorten (incl.

mossen) in een vlak van 25 m2 aanwezig.

  1. De beheerseenheid is niet bemest.
  2. De beheerseenheid wordt minimaal één keer per jaar gemaaid waarbij het gemaaide wordt

afgevoerd.

  1. Beweiding is uitsluitend toegestaan in de periode van 1 augustus tot 31 december.
  2. De beheerseenheid is tenminste 0,5 hectare groot.

 

Voor 2005 bedraagt de subsidie ca. 1000 € per ha per jaar

 

Dit is de meest eenvoudige en minst eisende beheerspakket. Een interessante combinatie is de aanleg van een poel met een stukje singel of houtwal. De oppervlakte van de poel etc. wordt wel in mindering gebracht op de oppervlakte van de beheerseenheid grasland. Het verdient de voorkeur om de singel aan de noordkant van het perceel met de poel te plannen. . Om de poel en de singel of houtwal wordt dan een raster geplaatst.

 

 

(2) Beheerspakket: Instandhouding kruidenrijk grasland

  1. De beheerseenheid bestaat uit grasland.
  2. Op het tijdstip van subsidieaanvraag zijn op de beheerseenheid tenminste 15 inheemse plantensoorten (incl. mossen) in een vlak van 25 m2 aanwezig.
  3. In het zesde jaar zijn op de beheerseenheid tenminste 15 inheemse plantensoorten (incl. mossen) in een vlak van 25 m2 aanwezig.
  4. De beheerseenheid wordt minimaal één keer per jaar gemaaid waarbij het gemaaide wordt afgevoerd.
  5. De beheerseenheid is niet bemest. Voor instandhoudingsbemesting is uitsluitend het gebruik van ruige mest, uitgezonderd pluimveemest, of kalk toegestaan.
  6. Beweiding is uitsluitend toegestaan in de periode van 1 augustus tot 31 december.
  7. De beheerseenheid is tenminste 0,5 hectare groot.
Voor 2005 bedraagt de subsidie ca. 1020 € per ha per jaar

 

(3) Beheerspakket: Bont hooiland

  1. De beheerseenheid bestaat uit grasland.
  2. Op het tijdstip van subsidieaanvraag zijn op de beheerseenheid tenminste 15 inheemse plantensoorten (incl. mossen) in een vlak van 25 m2 aanwezig.
  3. In het zesde jaar zijn op de beheerseenheid tenminste 20 inheemse plantensoorten (incl. mossen) in een vlak van 25 m2 aanwezig.
  4. De beheerseenheid wordt minimaal één keer per jaar gemaaid waarbij het gemaaide wordt afgevoerd.
  5. De beheerseenheid is niet bemest en niet beweid. Voor instandhoudingsbemesting is uitsluitend het gebruik van ruige mest, uitgezonderd pluimveemest, of kalk toegestaan.
  6. De beheerseenheid is tenminste 0,5 hectare groot.
Voor 2005 bedraagt de subsidie ca. 1150 € per ha per jaar

(4) Beheerspakket: Bonte hooiweide

  1. De beheerseenheid bestaat uit grasland.
  2. Op het tijdstip van subsidieaanvraag zijn op de beheerseenheid tenminste 15 inheemse plantensoorten (incl. mossen) in een vlak van 25 m2 aanwezig.
  3. In het zesde jaar zijn op de beheerseenheid tenminste 20 inheemse plantensoorten (incl. mossen) in een vlak van 25 m2 aanwezig.
  4. De beheerseenheid wordt minimaal één keer per jaar gemaaid waarbij het gemaaide wordt afgevoerd.
  5. De beheerseenheid is niet bemest. Voor instandhoudingsbemesting is uitsluitend het gebruik van ruige mest, uitgezonderd pluimveemest, of kalk toegestaan.
  6. Beweiding is uitsluitend toegestaan in de periode van 1 augustus tot 31 december.
  7. De beheerseenheid is ten minste 0,5 hectare groot.

 

Voor 2005 bedraagt de subsidie ca. 1150 € per ha per jaar

 

 

(7) Beheerspakket: Bonte weiderand

  1. De beheerseenheid bestaat uit grasland.
  2. In het zesde jaar zijn op de beheerseenheid tenminste 20 inheemse plantensoorten (incl. mossen) in een vlak van 25 m2 aanwezig of zijn van de navolgende lijst van plantensoorten tenminste 3 soorten aanwezig in een strook van 100 m lengte: Blauw glidkruid, Blauwe knoop, Brunel, Dotterbloem, Echte koekoeksbloem, Boterbloem (alle soorten behalve de kruipende boterbloem), Ereprijs (veldereprijs, gewone ereprijs, mannetjesereprijs, blauwe waterereprijs, beekpunge, rode waterereprijs, schildereprijs, draadereprijs, liggend ereprijs, brede ereprijs, lange ereprijs), Ganzerik(viltganzerik, voorjaarsganzerik, tormentil, wateraardbei), Gele lis, Gele morgenster, Havikskruid (alle soorten), Hazepootje, Heelblaadjes, Kale jonker, Kamgras, Kattenstaart, Klokje (alle soorten), Knoopkruid, Lathyrus (alle soorten), Margriet, Moerasspirea, Munt (alle soorten), Ratelaar (kleine ratelaar, grote ratelaar, harige ratelaar), Reukgras, Rolklaver (gewone rolklaver, smalle rolklaver, moerasrolklaver), Sint-Janskruid, Streepzaad (alle soorten), Tijm (wilde tijm, grote wilde tijm), Vergeet-mij-nietje (moerasvergeet-mij-nietje, zompvergeet-mij-nietje, ruw vergeet-mij-nietje, stijf vergeet-mij-nietje), Vogelpootje, Walstro (ruw walstro, moeraswalstro, echt walstro, glad walstro, blauw walstro, kalkwalstro), Waternavel, Wederik (moeraswederik, gewone wederik), Wikke (alle soorten), Wilde bertram, Wilde peen, Wolfspoot, Wondklaver, Zandblauwtje en alle soorten die voorkomen op de Rode Lijst van hogere planten in de categorieën Verdwenen, Ernstig bedreigd, Bedreigd, Kwetsbaar, zoals vermeld in Gorteria (Tijdschrift voor onderzoek aan de wilde flora), 26 (2000), nr. 4, uitgegeven door het Rijksherbarium te Leiden.
  3. De beheerseenheid is niet bemest en er is geen bagger op gebracht.
  4. De beheerseenheid heeft een breedte van ten minste 1 en ten hoogste 5 meter en een lengte van ten minste 50 meter.

 

Voor 2005 bedraagt de subsidie ca. 1190 € per ha per jaar

 

(8) Beheerspakket: Bonte hooirand

  1. De beheerseenheid bestaat uit grasland.
  2. In het zesde jaar zijn op de beheerseenheid tenminste 20 inheemse plantensoorten (incl. mossen) in een vlak van 25 m2 aanwezig of zijn van de navolgende lijst van plantensoorten tenminste 3 soorten aanwezig in een strook van 100 m lengte: Blauw glidkruid, Blauwe knoop, Brunel, Dotterbloem, Echte koekoeksbloem, Boterbloem (alle soorten behalve de kruipende boterbloem), Ereprijs (veldereprijs, gewone ereprijs, mannetjesereprijs, blauwe waterereprijs, beekpunge, rode waterereprijs, schildereprijs, draadereprijs, liggend ereprijs, brede ereprijs, lange ereprijs), Ganzerik(viltganzerik, voorjaarsganzerik, tormentil, wateraardbei), Gele lis, Gele morgenster, Havikskruid (alle soorten), Hazepootje, Heelblaadjes, Kale jonker, Kamgras, Kattenstaart, Klokje (alle soorten), Knoopkruid, Lathyrus (alle soorten), Margriet, Moerasspirea, Munt (alle soorten), Ratelaar (kleine ratelaar, grote ratelaar, harige ratelaar), Reukgras, Rolklaver (gewone rolklaver, smalle rolklaver, moerasrolklaver), Sint-Janskruid, Streepzaad (alle soorten), Tijm (wilde tijm, grote wilde tijm), Vergeet-mij-nietje (moerasvergeet-mij-nietje, zompvergeet-mij-nietje, ruw vergeet-mij-nietje, stijf vergeet-mij-nietje), Vogelpootje, Walstro (ruw walstro, moeraswalstro, echt walstro, glad walstro, blauw walstro, kalkwalstro), Waternavel, Wederik (moeraswederik, gewone wederik), Wikke (alle soorten), Wilde bertram, Wilde peen, Wolfspoot, Wondklaver, Zandblauwtje en alle soorten die voorkomen op de Rode Lijst van hogere planten in de categorieën Verdwenen, Ernstig bedreigd, Bedreigd, Kwetsbaar, zoals vermeld in Gorteria (Tijdschrift voor onderzoek aan de wilde flora), 26 (2000), nr. 4, uitgegeven door het Rijksherbarium te Leiden.
  3. De beheerseenheid wordt minimaal één keer per jaar gemaaid waarbij het gemaaide wordt afgevoerd.
  4. De beheerseenheid is niet bemest en er is geen bagger op gebracht.
  5. De beheerseenheid is niet beweid.
  6. De beheerseenheid heeft een breedte van ten minste 1 en ten hoogste 5 meter en een lengte van ten minste 50 meter.

 

Voor 2005 bedraagt de subsidie ca. 1190 € per ha per jaar

 

(9) Beheerspakket: Kruidenrijke zomen

  1. De beheerseenheid bestaat uit grasland.
  2. De beheerseenheid grenst direct aan opgaande begroeiing, een rietkraag of waterloop.
  3. In het zesde jaar zijn op de beheerseenheid tenminste 15 inheemse plantensoorten (incl. mossen) in een vlak van 25 m2 aanwezig.
  4. De beheerseenheid is niet bemest en er is geen bagger op gebracht.
  5. De beheerseenheid is niet beweid en het gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen is niet toegestaan.
  6. Gedurende het eerste tijdvak wordt de beheerseenheid in de eerste drie jaar jaarlijks gemaaid, en wordt het gemaaide afgevoerd; hierbij geldt een maximum van drie maaibeurten per jaar.
  7. Na uitvoering van voorwaarde 6, vindt nog slechts om het jaar een maaibeurt plaats, waarbij niet meer dan de helft van de oppervlakte van de beheerseenheid gemaaid wordt, en het gemaaide wordt afgevoerd.
  8. De beheerseenheid heeft een breedte van ten minste 1 en ten hoogste 5 meter en een lengte van ten minste 50 meter.

Voor 2005 bedraagt de subsidie ca. 1975 € per ha per jaar

(50 + 53) Landschapspakket: Houtkade, houtwal, haag en singel

  1. Het is een vrijliggend lijnvormig landschapselement met opgaande begroeiing van inheemse bomen en struiken met een bedekking van minimaal 90% (zie bijlage 48);
  2. Het element is ten minste 50 meter lang en ten hoogste 20 meter breed;
  3. Het element bestaat uit hakhout met een bedekking van ten minste 60% en mag overstaanders bevatten;
  4. Het instandhouden van het element: periodiek onderhoud uitvoeren; het element vrijwaren van beschadiging door vee; geen werkzaamheden verrichten die wijzigingen tot gevolg hebben van het landschapselement anders dan ten behoeve van het behoud van het element; geen chemische bestrijdingsmiddelen gebruiken, tenzij voor het beheer een pleksgewijze stobbenbehandeling met glyfosaat van Amerikaanse vogelkers, Amerikaanse eik of Robinia noodzakelijk is, geen meststoffen gebruiken en niet branden in of in directe omgeving van het element;
  5. Werkzaamheden worden alleen verricht in de periode tussen 1 september en 1 april.

Beheersbijdrage per hectare per jaar voor de begroeide oppervlakte:

 

Voor 2005 bedraagt de subsidie ca.  650 € per ha per jaar

 

Houtwallen, -kaden en -singels

Houtwallen, -singels, en -kaden zijn lange stroken grond begroeid met struiken en hoge bomen. De diverse benamingen duiden op een verschillende ontstaansgeschiedenis.

 

Hout- of boswallen

Houtwallen kunnen zeer oud zijn. Boeren brachten vroeger bij het ontginnen van grond stobben, keien en zand naar de perceelsranden waardoor langgerekte wallen ontstonden. Deze wallen kregen al snel een functie als eigendomsmarkering en perceelscheiding. Vaak werd aan beide zijden een greppel gegraven zodat de wal extra steile kanten kreeg en ook als vee- en wildkering dienst kon doen. De wallen raakten in de loop van de tijd begroeid met bomen, meestal zomereik, en struiken. Daardoor kregen de houtwallen ook een functie voor houtproductie, onder andere voor gerief- en brandhout. De ondergroei bestaat uit vroeg bloeiende planten, zoals bosanemoon, grote muur, salomonszegel en dalkruid. Hout- of boswallen komen vooral voor op zandgronden in het oosten en zuiden van het land.

 

Houtsingels

Een houtsingel staat in tegenstelling tot een houtwal niet op een aarden wal en bestaat vaak uit één of meer rijen bomen. Soms is een houtwal door het verdwijnen van de aarden wal gedegradeerd tot een houtsingel. Sommige houtsingels zijn langs sloten en beken gelegen. De functies van houtsingels zijn dezelfde als die van houtwallen. Langs watergangen hebben ze, vooral met soorten als zwarte els en es, ook de functie om de oever te verstevigen. Bovendien treedt er beschaduwing op van het water zodat daarin minder plantengroei ontstaat en er een betere waterafvoer gegarandeerd is. Houtsingels staan zowel op zand- als op kleigronden en komen in het hele land voor.

 

Houtkaden

Houtkaden zijn ontstaan bij de ontginning van het Utrechts-Zuidhollands veenweidegebied aan de achterzijde van de ontginningsblokken. Dwars op de kavels werd een kade opgeworpen als waterkering en begrenzing van het blok. Deze kaden raakten begroeid met opgaande bomen en struiken die een functie kregen in de houtvoorziening van boerenbedrijven.

Doelstellingen

– nest-, schuil- en voedselgelegenheid voor vogels en zoogdieren

– verbindingsweg voor zoogdieren, amfibieën en vlinders

– bloemrijke ondergroei

– bijdrage aan een aantrekkelijk landschap

– behoud van cultuurhistorische waarden

– tegengaan overmatige plantengroei in watergangen

 

Winst voor de natuur

In houtwallen, houtkaden en dergelijke groeien plantensoorten als look zonder look, dagkoekoeksbloem, fluitenkruid en vingerhoedskruid. Vlinders, zoals de gehakkelde aurelia, eikenpage en het landkaartje zoeken er naar voedsel en zetten eieren af op waardplanten. Ook voor andere insecten, zoals bijen, hommels en zweefvliegen, zijn er voedsel, beschutting en voortplantingsmogelijkheden. Verder nestelen er spotvogel, roodborstje, winterkoning, tjiftjaf en andere vogels. Trekvogels als sijs, koperwiek en kramsvogel vinden er voedsel en beschutting. Ook zoogdieren zoals reeën, muizen, dassen en andere marters maken graag gebruik van een lijnvormige houtopstand. Zij schuilen er, zoeken er voedsel of verplaatsen zich er ongezien. Ook

vogels, amfibieën en reptielen gebruiken lijnvormige elementen om veilig van de ene plek naar

de andere te komen.

Meest geschikte locaties

– langs perceelsranden en langs wegen en paden: hier biedt een lijnvormige houtopstand extra variatie aan meer soorten dieren;

– langs oevers: bepaalde bomen (vooral enkele specifieke variëteiten van de zwarte els en es) kunnen tot in het (grond)water wortelen. Ze houden de grond goed vast waardoor ze erosie van oevers voorkomen.

 

Aanplant en beheer van houtwallen, -kaden en -singels

Nieuwe aanplant en het goed beheren van lijnvormige beplantingen is van groot belang voor het voortbestaan van het leefgebied van diverse soorten planten en dieren. Ook de functie als verbindingsweg tussen geschikte leefgebieden is belangrijk. Het beheer kan variëren van vrijwel ‘niets’ doen tot het eens in de vijf tot twintig jaar afzetten van een deel van de beplanting.

  • Plant een houtsingel

Houtsingels zijn ecologisch het meest interessant wanneer deze meer dan 30 meter breed zijn, de zoom- en mantelvegetatie (het struweel) meegerekend. Ook een smallere singel heeft uiteraard waarde, maar een beplanting met een breedte van minder dan 10 meter heeft niet zo’n grote betekenis voor de natuur. Gebruik zoveel mogelijk streekeigen bomen en struiken. Plant niet teveel verschillende soorten aan. Maai de vegetatie in het plantvak. Bewerk de bodem slechts op de plaatsen waar u de struiken en bomen gaat planten. Sommige subsidieregelingen

-zoals de Regeling Landschapsverzorgingsbijdrage- schrijven voor dat u de gehele te beplanten oppervlakte freest als deze met gras is begroeid.

Plant in de randen bij voorkeur struiken en in de middenstrook boomvormers. Plant de bomen, in groepjes van dezelfde soort, op een onderlinge afstand van 1 tot 2 meter. Plant aan weerszijden van deze rij (op minimaal 3 meter afstand) groepen van gelijksoortige struiken met een onderlinge plantafstand van circa 1 meter. Plaats een raster indien de nieuwe beplanting aan een beweid perceel grenst.

  • Maak een nieuwe houtwal

Kijk op oude historische kaarten hoe het houtwallen-/houtsingelpatroon er vroeger uit zag. In gebieden waar van origine houtwallen of houtsingels thuishoren, kunt u in plaats van een singel op maaiveldniveau ook een brede wal met aan weerszijden greppels aanleggen en beplanten. Zorg voor verbindingen tussen de nieuwe wal en de nog aanwezige houtwallen, -kaden, of -singels. Houd er wel rekening mee dat de beplanting op zo’n verse aarden wal moeilijker van de grond komt dan een nieuwe houtsingel op ‘gerijpte’ grond. Nazorg in de vorm van het in de eerste groeiseizoenen na aanplant geven van water kan noodzakelijk zijn.

  • Onderhoud de jonge aanplant

Houd in de gaten of de jonge aanplant niet al te zeer te lijden heeft van concurrentie door diepwortelende en hoog opschietende grassen en kruiden. Ook lianen als haagwinde en hop kunnen wel eens zo woekeren dat de jonge beplanting er last van heeft. Gebruik geen bestrijdingsmiddelen, maar grijp eventueel in door enkele malen per jaar te maaien. Doe dit met beleid.

Vaak maaien leidt tot een sterke hergroei, vooral van grassen waardoor de voedsel- en vochtconcurrentie juist toe- in plaats van afneemt. Een uitvalpercentage van 30 – 50 % van het plantmateriaal is geen probleem, behalve wanneer hierdoor grote kale plekken ontstaan. Let er wel op dat sommige subsidieregelingen – zoals de Regeling Landschapsverzorgingsbijdrage – voorschrijven dat u al bij een lager uitvalspercentage (10 %) voor aanvulling van de beplanting zorgt.

  • Vul grote gaten op

Zijn er grote gaten (doorsnede > 10 m) ontstaan in de beplanting, ga dan na wat daarvan de oorzaak is. Is de kans op herhaling klein, vul het gat dan op met nieuw plantmateriaal.

  • Maak een onderhoudschema en voer dit uit

Een gebruikelijke onderhoudsvorm bij lijnvormige beplantingen is hakhoutbeheer. Daarbij zet u eens in de 7 tot 20 jaar de beplanting in zijn geheel af. U kunt enkele bomen sparen. Let er wel op dat teveel schaduw het uitlopen van de stobben kan belemmeren. Hanteer bij langzame groeiers, zoals eik en beuk, een cyclus van 12 tot 20 jaar. Bij snelgroeiende bomen is een periode van 7 tot 12 jaar aan te bevelen. Door jaarlijks of om de paar jaar een deel van de houtopstand af te zetten spreidt u het werk in tijd en ruimte. Dat is vanuit ecologisch oogpunt aantrekkelijk. U kunt hiervoor een eenvoudig schema opstellen. Voorbeeld: een singel met een lengte van 300 meter onderhoudt u in een cyclus van 18 jaar waarbij u elke drie jaar een zesde deel (50 meter) kapt; een singel van 100 meter kunt u beheren in een cyclus van 10 jaar waarin u elke twee jaar een deel van 20 meter afzet.

Het bij het afzetten vrijkomende hout kunt u voor verschillende doeleinden gebruiken:

– het dikke hout zelf gebruiken of verkopen als brandhout (dikke bomen zijn wellicht te verhandelen als zaaghout);

– het dunne hout verwerken in takkenwallen (zie ‘Takkenwal’ in paragraaf 3.8 ‘Overige landschapsonderdelen’).

Versnipper het vrijkomende hout niet. Houtsnippers in beplantingen zorgen voor een ongewenste verrijking van de bodem, gevolgd door een verruiging van de vegetatie (bramen en brandnetels gaan overheersen in de ondergroei).

 

(54) Landschapspakket: Elzensingel

  1. Het is een vrijliggend landschapselement met opgaande begroeiing van inheemse bomen of struiken met een bedekking van tenminste 90% voor ten minste 50% opgaande begroeiing van Zwarte els (Alnus glutinosa);
  2. Het element is ten minste 50 meter lang;
  3. Het element bestaat uit hakhout met een bedekking van ten minste 60% en mag overstaanders bevatten;
  4. Instandhouden van het element: periodiek onderhoud uitvoeren; het element vrijwaren van beschadiging door vee; geen werkzaamheden verrichten die wijzigingen tot gevolg hebben van het landschapselement anders dan ten behoeve van het behoud van het element; geen chemische bestrijdingsmiddelen gebruiken, tenzij voor het beheer een pleksgewijze stobbenbehandeling met glyfosaat van Amerikaanse vogelkers, Amerikaanse eik of Robinia noodzakelijk is, geen meststoffengebruiken en niet branden in of in de directe omgeving van het element.
  5. Werkzaamheden worden alleen verricht in de periode tussen 1 september en 1 april.

Beheersbijdrage per 100 meter per jaar:

voor een singel bij een bedekking van 90% of meer:

 

 

Voor 2005 bedraagt de subsidie ca. 30 € per 100 meter per jaar

 

 

 

(55) Landschapspakket: Geriefhoutbosje

  1. Het is een vrijliggend landschapselement met opgaande begroeiing;
  2. Het element is ten minste 5 en ten hoogste 50 are groot;
  3. Het element bestaat uit hakhout met een bedekking van ten minste 60% en mag

overstaanders bevatten;

  1. Het element is begroeid met inheemse bomen en struiken (zie bijlage 57);
  2. instandhouden van het element: periodiek onderhoud uitvoeren; het element vrijwaren van beschadiging door vee; geen werkzaamheden verrichten die wijzigingen tot gevolg hebben van het landschapselement anders dan ten behoeve van het behoud van het element; geen chemische bestrijdingsmiddelen gebruiken, tenzij voor het beheer een pleksgewijze stobbenbehandeling met glyfosaat van Amerikaanse vogelkers, Amerikaanse eik of Robinia noodzakelijk is, geen meststoffen gebruiken en niet branden in of in de directe omgeving van het element;
  1. Werkzaamheden worden alleen verricht in de periode tussen 1 september en 1 april;
  2. Het afzetten gebeurt direct ten hoogste 0,50 meter boven maaiveld, of indien de stobbe hoger is: direct boven de stobbe.

 

Gerief- en hakhoutbos

In de drogere gebieden van Nederland komen hakhoutbosjes voor. In deze bosjes groeit vooral zomereik. Geriefhout- en hakhoutbosjes hadden dezelfde functie: het leveren van hout voor afrasteringspalen, voor gereedschappen, om mee te bouwen en voor brandstof. De grootte van deze bosjes varieert van circa 100 tot 2.500 m2. De ondergroei bestaat vaak uit vroeg bloeiende planten en uit schaduwminnende soorten.

Doelstellingen

– nest-, schuil- en voedselgelegenheid voor vogels, zoogdieren, vlinders en amfibieën;

– bloemrijke ondergroei

– bijdrage aan een aantrekkelijk landschap

– instandhouding van cultuurhistorische waarde.

Winst voor de natuur

In de oude hakhoutbosjes op droge gronden komen heel andere soorten planten en deels ook andere dieren voor. Zo groeien in eikenhakhoutbosjes in Drenthe planten als dalkruid en gewone salomonszegel. Op de stobben in bosjes met een (voormalig) hakhoutbeheer zijn bijzondere mossen en paddestoelen aanwezig.

Meest geschikte locaties

– In de buurt van andere bosjes en natuurgebieden: op zulke locaties komen eerder meer soorten planten en dieren voor dan in een geïsoleerd liggend bosje.

Aanplant en beheer van gerief- en hakhoutbosjes

Met de aanleg van een nieuw gerief- of hakhoutbosje houdt u de landschappelijke, cultuurhistorische en natuurwaarde van uw omgeving op peil of laat u deze toenemen. Het beheer van bestaande gerief- en hakhoutbosjes kunt u richten op het vergroten van de variatie in de structuur (meer licht op de bodem leidt tot een rijkere begroeiing van struiken en kruiden). Wees terughoudend bij het aanplanten van nieuwe bosjes in open weidegebieden.

  • Plant waar zinvol een nieuw bosje aan. Legt u een nieuw bosje op grasland aan, frees dan de zode tot 5 à 10 cm diepte. Elzen en essen kunt u beter met wortel en al planten. Houd voldoende ruimte tussen de bomen zodat ze goed kunnen uitgroeien. U kunt de beplanting aanvullen met besdragende struiken, zoals lijsterbes en meidoorn, die een voedselbron voor vogels vormen.

In nieuwe hakhoutbosjes op de droge gronden gebruikt u zomereik als belangrijkste houtsoort, eventueel aangevuld met zoete kers, lijsterbes en dergelijke. Het is verstandig de diverse bomen en struiken in groepen van één soort te planten in plaats van individueel te mengen.

  • Voer regelmatig beheerswerkzaamheden uit

Voor het beheer van jonge aanplant: zie: ‘Aanplant en beheer van houtwallen, -kade en -singels en graften’ in deze paragraaf. Stel voor het beheer van oude(re) bosjes een onderhoudsschema

  1. Uitgangspunt hierbij is dat u in een cyclus van eens in de 10 tot 15 jaar de meeste bomen een keer afzet. Verdeel het bosje in enkele beheerseenheden. Zo spreidt u de arbeid en heeft u meer continuïteit in het op peil houden van de voorraad – of verkoop – van vrijkomend hout.

De dikke stukken vrijkomend hout kunt u laten liggen, zelf gebruiken of verkopen als haardhout.

Het takhout kunt u ter plekke verwerken in houtrillen of takkenhopen.

In bosjes op zandgronden kan Amerikaanse vogelkers voorkomen. Bestrijd deze uitheemse pioniersoort pas als er al te sterke concurrentie met andere beplanting optreedt. Het kenmerk van pioniersoorten is dat zij op een gegeven moment ‘vanzelf’ verdwijnen. Vindt u bestrijding noodzakelijk, gebruik dan bij voorkeur geen chemische middelen. Raadpleeg zo nodig uw adviseur.

  • Laat enkele bomen staan
    Laat elk jaar bij het terugzetten een paar bomen staan zodat er in het bosje verschillen in leeftijdsopbouw ontstaan. Dat is gunstig voor planten en dieren. Vogels vinden er dan niet alleen laag hout om in te nestelen, ook de soorten die het hogerop zoeken kunnen er terecht.
  • Zorg voor de aanwezigheid van dood hout
    Zorg voor dood hout in het bos. Dit bevordert de aanwezigheid van paddestoelen en holenbroeders.
    Laat bijvoorbeeld enkele dode bomen staan en ruim omgevallen bomen niet op. Staan er geen dode bomen, dan kunt u één of meer bomen ‘ringen’ op het moment dat u gaat dunnen of een open plek gaat maken. U haalt op circa 1,5 m hoogte een reep van 10 cm bast rondom de stam weg. De sapstroom wordt onderbroken en de boom sterft langzaam af. U kunt bomen ook op twee of drie meter hoogte kappen, er blijft dan een lange stobbe staan die afsterft. Ook kunt u bomen ‘lippen’. Dit houdt in dat u de stam tot tweederde inzaagt en de boom laat omvallen. De boom sterft niet in zijn geheel af en loopt op meer plaatsen opnieuw uit.
  • Onderhoud of graaf een sloot of plaats een afrastering
    Veel geriefhoutbosjes zijn omgeven door een sloot. Schoon die sloot regelmatig. Zo houdt u het vee uit het bosje en voorkomt u vraat aan bomen en struiken. Ligt er geen sloot, dan kunt u er een graven of een afrastering plaatsen. Hakhoutbosjes op droge gronden die grenzen aan beweide percelen moet u in ieder geval van een raster voorzien. Plaats deze op circa 2 meter van de rand van het bosje.
  • Beheer de ondergroei in bosjes
    Bestaat de ondergroei van een bosje vooral uit fluitenkruid, brandnetel, zevenblad of andereoverheersende kruiden, maai deze dan vóór de bloei. Het maaisel kunt u laten liggen of desnoods wat bij elkaar harken. Houd dit enkele jaren vol. Na verloop van tijd zult u merken dat de vegetatie soortenrijker wordt. Verwacht in het bijzonder op klei- en veengrond niet dat de bodem heel erg schraal zal worden, daarvoor leent de situatie zich niet. Dat is ook niet nodig omdat zich toch vaak een aantrekkelijke, bloemrijke vegetatie zal ontwikkelen. U kunt ook overwegen bewust planten aan te brengen, bijvoorbeeld stinzenplanten. Zie ‘Soort(groep)en’ onderdeel ‘Stinzenplanten’, blz. … Dat geeft soms snel een fraai resultaat. Doe dit echter alleen daar waar van oorsprong stinzenplanten voorkomen. Op droge zandgronden heeft dit weinig zin, wel op lichte kleigronden. Soms is het zinvol plaatselijk (bijvoorbeeld langs een pad) te bekalken, daardoor ontstaat een iets andere vegetatie. Wied waar nodig selectief. Bepaal zelf welke soorten u bevoordeelt en welke niet.

 

 

Voor 2005 bedraagt de subsidie ca. 600 € per ha per jaar

 

 

(pakket 3580) Landschapspakket: Knotbomenrij 

  1. Het is een vrij liggend lijnvormig landschapselement, bestaande uit een rij van minimaal 10 bomen, of een groep van minimaal 10 bomen en maximaal 20 bomen, waarvan de stam is afgezet op een hoogte van minimaal 1 meter
  2. De onderlinge afstand van de bomen is minimaal 3 meter en maximaal 20 meter;
  3. De onderlinge afstand tussen de rijen op een perceel is minimaal 20 meter.
  4. Instandhouden van het element: periodiek onderhoud uitvoeren; het element vrijwaren van beschadiging door vee; geen werkzaamheden verrichten die wijzigingen tot gevolg hebben van het landschapselement anders dan ten behoeve van het behoud van het element.
  5. Geen chemische bestrijdingsmiddelen of meststoffen gebruiken en niet branden in of in de directe omgeving van het element.
  6. Werkzaamheden worden alleen verricht in de periode van 1 september t/m 31 maart.

Landschapspakket 58: knotbomen (= bijlage 40 van de regelingstekst)

 

Knotbomen (als solitair, in rijen, in grienden)

Bepaalde soorten bomen werden en worden geknot om gebruikshout te leveren. Knotten houdt in feite niets anders in dan de betreffende boom eens in de paar jaar van zijn kruin ontdoen waarna deze weer uitloopt. Dit werd en wordt op grote schaal gedaan. Knotbomen zijn kenmerkend voor het Nederlandse landschap. Geknotte bomen zijn overal aan te treffen. Soms zelfsmidden in bossen. In het cultuurlandschap zijn ze aanwezig als solitair, staan ze in rijen of vormen ze grotere eenheden: grienden.

De bekendste geknotte boomsoort is de wilg. Ook elzen, essen, eiken, linden, Spaanse aken, populieren, haagbeuken en paardekastanjes komen als knotboom voor. De meeste in rijen staande en solitaire knotwilgen ziet men in Noord- en Zuid-Holland en Utrecht.

In Zeeland en de ‘natte’ delen van Limburg, Gelderland en Noord-Brabant is hun aantal ook respectabel. Daarentegen komen ze in een droge provincie als Drenthe nauwelijks voor.

 

Doelstelling

– bijdrage aan een aantrekkelijk landschap

– broedgelegenheid voor vogels en een voedselbron en leefplek voor insecten

– groeiplaats van bijzondere planten (vooral varens, mossen en korstmossen)

– behoud van cultuurhistorische waarde

Winst voor de natuur

Oude knotwilgen, -populieren en -elzen zijn vaak gedeeltelijk hol en bieden broedgelegenheid aan steen-, bos- en ransuil en torenvalk. Ook gekraagde roodstaart, grauwe vliegenvanger, holenduif, grote bonte specht, ringmus en wilde eend vinden er vaak een plek om te nestelen. Diverse soorten vleermuizen maken gebruik van holle knotbomen. Dat geldt ook voor allerlei soorten muizen en marterachtigen als wezel, bunzing, steenmarter en hermelijn. De vroeg in het voorjaar bloeiende knotwilgen zijn een eldorado voor insecten die van stuifmeel en nectar leven. Andere ongewervelden vinden een leefplek onder de schors of in de holten. In de kruin groeien soms minder algemene plantensoorten, zoals de eikvaren. Op de schors komen mossen en korstmossen voor.

Meest geschikte lokaties

– langs sloten en wegen (plaatsen waar vanouds knotbomen worden geplant);

– in aansluiting op bestaande rijen of als opvulling van hierin aanwezige gaten: rijen knotbomen vormen een verbindingsweg voor dieren.

Handboek Agrarisch Natuurbeheer 3.7.2–1 mei 1998

 

Aanplant en beheer van knotbomen

Aanplant van nieuwe knotbomen is nodig om de ‘soort’ knotboom niet uit te laten sterven. Het op tijd knotten van reeds bestaande knotbomen is noodzakelijk om het voortijdig verdwijnen ervan (bijvoorbeeld door omwaaien) te voorkomen. De wortels van Knotbomen langs sloten verstevigen de oever.

  • Plant een nieuwe knotboom

Van alle knotbomen is de knotwilg het meest eenvoudig te planten. Zaag een rechte tak van zo’n 2,5 à 3 meter lengte van een schiet- of kraakwilg. Snijd de onderkant hiervan schuin af.

Schil repen bast van de onderste meter. Steek de staak circa 1 meter diep in de grond. Plant de nieuwe knotwilgen – in voldoende vochthoudende grond – op een onderlinge afstand van zo’n 4 tot 8 meter. Ook populieren kunt u op deze wijze stekken en poten. Voor andere soorten knotbomen moet u gebruik maken van bewortelde jonge bomen.

  • Zorg voor stevigheid en bescherming tegen vee

Plaats op erg winderige plekken twee boompalen naast de nieuwe knotbomen en bind deze er met boombanden aan vast. Bescherm de jonge aanplant tegen veevraat door de bomen individueel te voorzien van een boomkorf – al dan niet met puntdraad – of op 1 meter afstand van de bomenrij een raster te plaatsen. Na enkele jaren kunt u het raster verwijderen. In weilanden met paarden of geiten kunt u het beter laten staan.

  • Zorg voor een goede ontwikkeling van de kruin

Snijd regelmatig de loten die uit de stam groeien weg, met uitzondering van de topscheuten. In de tweede winter na het jaar van aanplant kunt u het aantal topscheuten terugbrengen tot zo’n 8 à 12. Dit heet ‘stikken’.

  • Knot regelmatig

Verwijder regelmatig alle takken van de kruin. Voor een wilg en populier geldt daarbij een frequentie van eens in de vier tot zes jaar. Knot een els na iedere vijf tot zeven jaar en een es een keer in de zeven tot tien jaar. Bij knotwilgen geeft langer wachten een risico voor het optreden van watermerkziekte. Bovendien is het wegwerken van achterstallig onderhoud een arbeidsintensief en lastig karwei. Haal eventueel na iedere knotbeurt kort na het eerste groeiseizoen zoveel takken weg dat er zo’n tien tot twintig (afhankelijk van de ouderdom van de boom) overblijven.

  • Zaag de takken niet te kort af

Laat bij het knotten stompjes tak staan van ongeveer drie tot tien cm lang. Er ontstaan dan eerder holten in de knot dan wanneer u de takken kort op de kruin afzet. Holten zijn gunstig

voor holenbroeders en eenden.

  • Geef het geknotte hout een bestemming

De vrijkomende dikke takken kunt bestemmen voor brandhout. De dunnen takken van wilg zijn geschikt voor oeverbeschoeiing, maar u kunt ze ook verwerken in een takkenhoop of takkenwal.

 

Voor 2005 bedraagt de subsidie ca. 4 € per boom per jaar

 

 

 

(62) Landschapspakket: Poel

  1. Ten minste 80% van de oppervlakte van het element bestaat uit open water;
  2. Het element heeft een oppervlakte van ten minste 0,5 en ten hoogste 50 are, tenzij het een voortplantingspoel voor amfibieën in het heuvelland betreft;
  3. De waterdiepte in de diepste delen is in de periode van 1 oktober tot 1 april ten minste 0,5 meter;
  4. Instandhouden van het element: het element vrijwaren van beschadiging door vee; geen werkzaamheden verrichten die wijzigingen tot gevolg hebben van het landschapselement anders dan ten behoeve van het behoud van het element; geen chemische bestrijdingsmiddelen of meststoffen gebruiken en niet branden in of in de directe omgeving van het element;
  5. Geen water onttrekken aan het element anders dan voor het drenken van vee dat de aan het element grenzende percelen beweidt;
  6. Schoningswerkzaamheden, voor zover nodig, alleen verrichten in de periode tussen 1

september en 15 oktober.

 

Voor 2005 bedraagt de subsidie voor oppervlakten van de poel:

Tot 75 m2:                    ca. 45 € per jaar

75-175 m2:                  ca. 75 € per jaar

groter dan 175 m2:      ca. 95 € per jaar

 

Poelen zijn gezien de regelgeving de moeilijkste landschapspakket. Bij de provincie moet een ontheffing aangevraagd worden van de ontgrondingswet. Het Waterschap moet een ontheffing van de waterkeur verstrekken. De gemeente moet een aanlegvergunning verstrekken.  De legekosten van de vergunning mag in de kostenbegroting worden meegenomen.

 

 

 

(64) Landschapspakket: Raster

  1. Het is een veekerend raster t.b.v. een landschapselement;
  2. Er is sprake van een beschikking landschapssubsidie voor het landschapselement voor één of meer van de landschapspakketten
  3. Het raster bevindt zich op zodanige afstand van het landschapselement, dat schade door vraat en betreding wordt voorkomen;
  4. Instandhouden van een veekerend raster;
  5. Jaarlijks worden zo nodig overhangende takken, die de instandhouding van het raster

bedreigen, verwijderd.

 

Voor 2005 bedraagt de subsidie ca. 0.45 € per meter per jaar

 

Met gekloofde eiken palen ontstaat een fraai en goedkoop raster . Eikenbomen met een diameter van minimaal 15 cm worden op ca. 1.40 tot 1.50 afgekort. Met behulp van een bijltje worden de afgekorte stammen gespeten in hanteerbare palen. Deze palen zijn mbv een grondboor en een zware hamer goed te plaatsen.

 

Voor 2006 is het landschapspakket Bomenrij toegevoegd. Waar landschapspakket 65 toegestaan is is ook landschapspakket 66 ‘Bomenrij’ toegestaan. In de tabellen van het Landschapsbeleidsplan komt deze pakketcode niet voor omdat dit beleidsplan al enkele jaren oud is.

 

Landschapspakket 66: Bomenrij (= bijlage 33 van de regelingstekst)

Pakketcode 3660

Minimale grootte

Het element is minimaal 50 meter lang en maximaal 10 meter breed

Voorwaarden

  • Het is een vrijliggend lijnvormig landschapselement met opgaande begroeiing van inheemse bomen en struiken, met uitzondering van wilgsoorten en populieren, met een bedekking van minimaal 90%
  • Het element bestaat uit maximaal 2 rijen opgaande bomen

Beheersvoorschiften

  • Instandhouden van het element: periodiek onderhoud uitvoeren.
  • Het element vrijwaren van beschadiging door vee.
  • Geen werkzaamheden verrichten die wijzigingen tot gevolg hebben van het land-schapselement anders dan ten behoeve van het behoud van het element.
  • Geen chemische bestrijdingsmiddelen of meststoffen gebruiken tenzij voor het beheer een pleksgewijze stobbenbehandeling met glyfosaat van Amerikaanse Vogelkers, Amerikaanse eik of Robinia noodzakelijk is.
  • Geen meststoffen gebruiken.
  • Niet branden in of in de directe omgeving van het element.
  • Werkzaamheden worden alleen verricht in de periode van 15 juni t/m 14 maart.

Waar in gebiedsplannen het pakket 65 ‘houtkade, houtwal, haag en singel’ mag wor-den aangevraagd, mag ook het nieuwe pakket bomenrij worden aangevraagd.

De vergoeding is ca. € 35 per 100 meter per jaar.

Geef een reactie