Everzwijn in Leenderstrijp

Everzwijn of wild zwijn in ons gebied      

Leende,  Leenderbos  mei 2015:
 


Hierboven is te zien dat de 2 volwassen zwijnen rechts op de foto de groep (van +/- 15 stuks) bewaakt. Zij eten niet, maar houden constant de omgeving in de gaten. Daarbij werken ze in een hecht team.
Houden telkens ieder een gedeelte van het gezichtsveld scherp in de gaten en lopen constant om de foeragerende rotte heen.

Na het eten even in het modderbad

Leende,  Leenderbos   2014

 Leende   Strijperheg

Sinds voorjaar 2008 verblijven er in ons buitengebied wilde zwijnen. Waar ze vandaan komen is eigenlijk onbekend.
De zwijnen hebben ondertussen meerdere jongen gekregen en zijn compleet verwilderd.
In deze rubriek de levensloop, omschrijving en historie van het everzwijn in Leende.

2 zeugen met +/- 30 biggen vertoeven als groep (rotte) bij elkaar in het Leenderbos.

   Video van 2 zeugen in  Leenderbos met biggen

Bovenstaande video: 2 zeugen met +/- 30 biggen vertoeven als groep (rotte) bij elkaar in het Leenderbos.
Op de achtergrond zijn op het laatst een paar biggen zichtbaar.

                                         Dagrustplaats (leger)

Zoel  (modderbad)

Overdekte kraamkamer

Een overdekte kraamkamer van +/- 4 bij 4 meter in Leenderstrijp

 

Onderstaande foto’s/films zijn van 2008 t/m 2012 

Roedel zwijnen in weiland  

   Video van +/- 25 wilde zwijnen in Leende



Een rotten of roedel van +/- 25 wilde zwijnen in Leenderstrijp, 4 zeugen met hun jongen.

Zeug beschermt zijn jongen en gaat in de verdediging.

De zeug wil zijn jongen beschermen (rechts op de foto) en neemt een dreigende houding aan door te stampen
met zijn achterpoten en te snuiven/ grommen. De zeug had ongeveer 10 Frislingen en hoorde niet bij de
bovenstaande groep van 25.

Leenderbos

   Video van zeug in de verdediging

   Video’s van everzwijnen in Leende

 

 

Everzwijnen hebben het erg naar hun zin in Leende!!

Kunnen we binnenkort weer uitbreiding van het zwijntjesbestand verwachten?

Leenderstrijp:  roedel met +/- 25 varkens tussen de hooibalen

Roedel met jonge everzwijntjes op hun gemak in het bos Zeug met rechtsonder een paar biggen. Moeder blijft constant alert op haar omgeving.Terwijl de rest van de roedel  een dutje doet (zwijnen van een jaar oud)De zeug ruikt onraad en slaat op de vlucht.
Binnen een paar tellen is de hele rotten, 1 beer, 3 zeugen en +/- 10 biggen, verdwenen in het moerasbos.            
                    


Benaming en omschrijving:  ZWIJN

Nederlands:                            Everzwijn, wild zwijn of wild varken en in jagersjargon “zwartwild”
Latijn:                                     Sus scrofa
Familie:                                  Siudae,
Orde:                                      Artiodactyla,
Klasse:                                    Mammalia,

Lengte:                                      tot 1.80m; schofthoogte tot 1m
Gewicht:                                    50-350kg
Mannelijk dier:                          ever of keiler
Vrouwelijk dier:                        zeug of bagge
Jonge (pas geboren) zwijnen:   frisling of big
Eenjarige zwijnen:                    overlopers
Sociale structuur:                     rotten of roedel (vrouwtjes met biggen); De mannetjes leven solitair. (behalve in de bronstijd)
Het nest, dagrustplaats:            ketel  ,  leger
Aantal jongen per worp:            max. 10 biggen, soms 2 worpen in een jaar
Geslachtsrijp:                           na 8-20 maanden
Voortplantingsseizoen:              bronst in de winter, worp in het voorjaar
Draagtijd:                                  3 maanden, 3 weken en 3 dagen
Biotoop:                                    loofbossen, broekbos
Voedingsgewoonte:                   alleseter
Stamvader:                               van het huisvarken
Modderbad:                              zoel
Dagrustplaats:                          leger

Strijperheg

Het wilde zwijn 
of wilde varken is de stamvader van ons tamme varken en een verre verwant van de hertachtigen; beide groepen zijn evenhoevig. Een groot verschil is echter dat zwijnen geen herkauwers zijn. Ze leven van plantaardig en dierlijk voedsel. In vergelijking met het gedomesticeerde huisvarken staat het wilde zwijn veel hoger op de poten, is het veel smaller en neemt het naar achteren toe duidelijk af in hoogte. De kop is naar verhouding groot, erg lang en spits. Deze smalle kop werkt als een soort wig, waarmee het zwijn door de dichtste houtopstand kan komen. Het voorste deel van de snuit bezit een wroetschijf, die dienst doet bij het omploegen van de grond, wanneer het zwijn op zoek is naar voedsel.

 

 

Leenderbos

Het wilde zwijn heeft een volledig gebit; dit in tegenstelling tot de andere evenhoevigen, die geen snijtanden in de bovenkaak bezitten. De hoektanden van wilde zwijnen worden wel ‘wapens’ genoemd. De grote gekromde hoektanden in de onderkaak van een mannelijk wild zwijn, de ever of keiler, noemt men ook ‘geweren’ of ‘houwers’, terwijl de hoektanden in de bovenkaak ‘harderers’ heten. Deze harderers doen dienst als slijpsteen voor de geweren, welke laatste wel rond de 30 cm lang kunnen worden. Waarvan dan ongeveer 20cm in de kaak zit. Het is een weerbaar dier,dat uitstekend gebruik weet te maken van zijn grote slagtanden, vooral die in de onderkaak.

De vacht heeft een zwart-grijze kleur en is in de winter donkerder en lang hariger dan in de zomer. Volwassen zwijnen bezitten midden over de rug een langgerekte haarkam of borstel, die vooral in de wintervacht goed ontwikkeld is. Hierdoor wordt het hoogteverschil tussen de voor- en achterzijde van het dier nog eens geaccentueerd. De biggen zijn tot in de zomer bruin gekleurd en hebben over hun lijf in de lengterichting een aantal lichtgekleurde strepen. In deze uitdossing worden ze ook wel frislingen genoemd. Het gewicht dat mannelijke wilde zwijnen kunnen bereiken bedraagt ongeveer 160 kg. De keiler (mannetje) bereikt in ons land zelden een gewicht van meer dan 125kg.

De bagge, het vrouwtje, is een stuk kleiner en lichter maar evenmin ongevaarlijk, vooral als ze met frislingen loopt. Ook de overlopers, éénjarige zwijnen, zijn aanmerkelijk lichter. Het spoor van een wild zwijn is goed te herkennen: de schalen van de hoef staan enigszins uit elkaar en daarnaast worden ook altijd de bijhoefjes afgedrukt. De enige verwarring die zou kunnen ontstaan, betreft de sporen van het edelhert. Wanneer een edelhert op de vlucht slaat, worden ook de bijhoefjes afgedrukt, maar gewoonlijk zijn slechts de twee tenen zichtbaar.

Voorkomen en verspreiding
Behalve in Groot-Brittannië en Scandinavië komt het wilde zwijn vrijwel overal in Europa al sinds vele eeuwen voor. In de rest van Europa is alleen het hooggebergte geen leefgebied van deze diersoort. De biotoop bij uitstek is gemengd bos met veel eiken of beuken. In dergelijke bossen vindt het zwijn behalve voldoende dekking ook aantrekkelijk voedsel. Een andere wens van het zwijn is een goede gelegenheid om te kunnen baden, een zoelplaats. De aanwezigheid van weiden en akkers in de nabijheid maakt de biotoop, vanwege het gevarieerde voedselaanbod, nog aantrekkelijker.

Leefwijze
Meestal leven wilde zwijnen in groepjes, die ‘rotten’ worden genoemd. Deze groepjes worden aangevoerd door een oudere bagge en bestaan uit twee of drie vrouwelijke zwijnen met hun jongen, soms nog aangevuld met enkele eenjarige dieren. De wat oudere mannelijke dieren leven gewoonlijk solitair en komen niet naar de mens toe. Ze leiden een verborgen, eenzaam leven. Alleen in de bronstijd zoeken ze het gezelschap van de baggen.

Paartijd
De paartijd begint in de loop van het najaar en kan voortduren tot in de winter. Het geschreeuw van de vechtende keilers is dan van verre hoorbaar. Na een draagtijd van ongeveer 115 dagen worden de biggen (1-12) geboren in een nest of ‘ketel’. Ook in dit opzicht onderscheiden de wilde zwijnen zich dus van de hertachtigen, die immers geen nest inrichten. De frislingen worden in het voorjaar geboren, maar soms ook in andere jaargetijden. Het komt wel eens voor dat een bagge een tweede maal werpt of dat er veel later in het jaar biggen worden geboren. In hun eerste levensmaanden zijn ze gestreept.

     Leenderbos

Voedsel
Zwijnen zijn echte schemering- en nachtdieren. Om voedsel te zoeken kunnen ze grote afstanden afleggen. Het gezichtsvermogen is minder goed ontwikkeld dan de reuk- en smaakzin en het gehoor. De laatste zintuigen spelen de belangrijkste rol bij het opsporen van voedsel en bij het bepalen van het gedrag. Zo kunnen zwijnen in bepaalde gebieden zeer schuw zijn, terwijl ze elders hun schuwheid geheel hebben verloren. Zij kunnen bijvoorbeeld wennen aan toeristen die hen komen voeren; dan is vaak het dichtslaan van een autodeur al voldoende om ze te zien te krijgen.

Wilde zwijnen zijn niet zozeer aan de plaats dan wel aan het voedsel zijn gebonden.
Het zijn dus alleseters, die zowel plantaardig als dierlijk voedsel eten. Zeer in trek zijn bijvoorbeeld eikels, beukennootjes en truffels. Daarnaast eten ze ook de wortels van veel planten, waaronder de adelaarsvaren. Het dierlijk voedsel omvat vooral insecten: zo zoeken wilde zwijnen bijvoorbeeld naar engerlingen en andere insectenlarven in de bodem. Ook komt het voor dat ze een konijnenwentel omwroeten op zoek naar jonge konijnen of dat ze zich vergrijpen aan een pasgeboren reekalfje. Daarnaast eten ze graag maïs, aardappels, bessen, kadavers, granen, vruchten, eieren etc.. Alles is van hun gading, maar het liefst eten ze eikels en beukennoten. Soms brengen ze aanzienlijke schade toe aan landbouwgewassen.

 

Leenderstrijp

Voerplaatsen
In veel gebieden waar zwijnen (mogen) voorkomen, worden voerplaatsen of voerakkers aangelegd om al te veel schade aan landbouwgewassen te voorkomen. Omdat de dieren zich sterk concentreren op deze plaatsen, wordt op deze wijze ook de regulatie van het bestand vergemakkelijkt.



Sporen van wildzwijn

pootafdruk wild zwijn: Afdruk rechtervoorpoot  van mannelijk wild zwijn, totale lengte +/- 10cm

Spoor van man (keiler) op drift

                          Pootafdrukken zwijn  in drooggevallen Klotven Leenderheide

 

 

 

 

 

 

 

 

Voet van een varken (links).  Rechts een mensenhand

Het wilde zwijn heeft 4 tenen aan elke voet. De tenen bevatten elk een middelvoetsbeen,
verlengd met met drie kootjes. Bij de voetafdruk of prent van het wilde zwijn (6-7cm lang)
laten de 2de en 5de ten of bijhoeven een afdruk achter. De staplengte is 30-50cm


               Schedel van het wilde zwijn

                   Schedel van het wilde zwijn

Linksboven: neusbeen, Linksonder: snijtanden, omhoogstekende tand: slagtand daarnaast: bovenste hoektand.
De hoektanden blijven het gehele leven doorgroeien. Bij de ever zijn 4 hoektanden sterk ontwikkeld. de onderste slagtanden
worden tegen de bovenste hoektanden gewet en zijn zo scherp als een scheermes.
de slagtanden van  de zeug blijven klein en zijn bij dichte bek niet zichtbaar.

Beer, omgeving schaapskooi


Schuurboom, dagrustplaats en wissels van het everzwijn

Schuurboom
Om hun vacht te onderhouden nemen de wilde varkens modderbaden ( zoelen ).
De Strijperheg is een zeer nat gebied en er zijn dan ook meerdere modderbaden aanwezig. Na het bad blijft een laagje modder op hun huid zitten.

Modderbad  (zoel)
Het wilde zwijn neemt ook modderpaden omdat hij niet kan transpireren, en zo zijn  warmtehuishouding op peil brengt.

Als dit laagje is opgedroogd, schuren ze langs een boom om het modderlaagje eraf te krijgen. De aanwezige insecten drogen samen met de modder op en gaan zo dood, dus op deze manier verwijderen ze de huidparasieten. De schuurbomen staan meestal vlakbij het modderbad, zijn tot 70 cm boven de grond afgeschuurd en zijn door het veelvuldig gebruik bedekt met een modderlaag en beschadigd door het vele wrijven.

Schuurboom

schuurboom2012

Schuurboom 2012


Dagrustplaats / kraamkamer  en wissels

Dagrustplaats  (leger)
Everzwijnen zijn hoofdzakelijk schemer en nachtdieren en liggen overdag meestal te rusten.
De wilde zwijnen hebben in Leende hun dagrustplaats midden in het bijna ondoordringbare rietgebied van de Strijper Heg.
Ze hebben daar zeker twee dagrustplaatsen gebouwd die bestaan uit een uitholling van de bodem en waarvan er 1 is opgevuld met rietstengels,
bladeren en takjes en geheel open onder de blote hemel onbeschermd voor zon en regen.
De andere bestaat uit een laagje zand/modder en bladeren en is beschut voor de zon, verscholen onder het gebladerte van bomen.
De afmetingen van deze rustplaatsen zijn +/- 4 bij 4m.  De 2 rustplaatsen liggen op ongeveer 20m van elkaar en worden waarschijnlijk gebruikt
afhankelijk van de weersomstandigheden.
Er hangt een zeer penetrante varkenslucht maar er zijn nergens in de omgeving uitwerpselen te bekennen.
Het is bekend dat varkens nooit in hun eigen stront gaan liggen en dus proper zijn op hun eigen nestje.

                                                        Dagrustplaatsen

Overdekte kraamkamer

Een overdekte kraamkamer van +/- 4 bij 4 meter in Leenderstrijp

Wissels
Vanuit de dagrustplaatsen vertrekken wissels naar alle richtingen van het gebied
Wissels zijn vast en veel belopen paadjes en zijn tussen de 30 en 40 cm breed.

Wissel van het wilde zwijn

 klik hier voor foto’s van de Strijper Heg

 

 

 

 

 


Het wilde zwijn in Leende in vroeger tijden   (fragment uit boek Lind dè is de sgonste plats)

Edelhert of wild zwijn worden nog genoemd in de Salische Wetten (6e – 8e eeuw) van de Franken. In het ‘Placcaet op ’t Stuck van de Jacht in de Baronnie ende Lande van Cranendoncq I Heerleykheyt Eynd­hoven I Dorpen Woensel/ Buydel/ Soerendonckl Maerhese/Strijp/Stratum ende Gestel’ (1680) verbiedt Willem Hendrik, Prince van Orange ende van Nassau en Baron van o.a. Cranendoncq, aan ieder,een ‘van wat staet en qualiteyt hy sy’ het jagen op ‘eenigh grof Wildt, root of zwart’.
Zowel edelherten als wilde zwijnen kwamen dus toen hier ook nog voor. Het uitgebreide plakkaat stelde zeer strenge regels en vorderde strenge boeten op overtredingen om te voorkomen ‘geheel verderf ende vernietiginghe van de voorschreven Jacht/Weyerije ende Visscherije ende daerom ten hoogste nodigh is daer innen tydelyck te voorsien’.

Sinds 1826 was het wild Zwijn zelfs op de Veluwe afwezig tot Prins Hendrik in 1907 daar weer een aantal zwijnen binnen het raster uitzette.
Tijdens de laatste jaren van Wereldoorlog 2 kwamen ook hier weer wilde zwijnen. Vooral het Ardennen-offensief heeft zwijnen uit de Ardennen verdreven, waarvan er enkele zich probeerden te vestigen in onze jonge dennenbossen. In 1945 werd tussen Heeze en Someren geregeld een roedel van ca 30 wilde varkens gezien; hierbij was een zeug met 6 biggen. Eind 1954 werden in Leende nog wilde zwijnen gespeurd. In de zomer van ’63 zwierf een zwijn onder Mierlo, Someren en Maarheeze.
Het wilde zwijn dat vanaf juli ’64 in de Strabrechtse Heide werd waargenomen werd op 17.1.1966 onder Mierlo geschoten.
In 1964 werd in het Leenderbos nog een wild zwijn geschoten.
Nadien is in Leende niets meer over wilde zwijnen vernomen, tordat in 2008 er weer een paar uit het niets verschenen.

Foto’s van wilde zwijnen en zwijnenmest ; Strijper Heg / Goor op 20 april 2008

De 6 wilde zwijnen zitten nog steeds in het gebied rond de “De Heg” en “Het Goor”.
April  2008 zijn onderstaande foto’s gemaakt, met op de achtergrond het melkveebedrijf van de
voorzitter van onze vereniging Janus van Hooff.

Uitwerpselen van de wilde zwijnen.  

Uitwerpselen (stront / mest) van zwijnen zijn losse en aan elkaar gekleefde klonten die bestaan uit gitzwarte, bolvormige, zijdelings afgeplatte keutels van  +/1 cm groot.

Foto’s van wilde zwijnen; Strijper Heg maart 2008

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 


Wilde zwijnen zijn echte wroeters; hier zijn ze op zoek geweest naar eikels.
Meer informatie over de Strijperheg op deze website:  fotoalbum Strijperheg , Willem Iven over de Heg  en Markeringspalen op de Heg


1 maart 2008                                                                                         Foto © Wilma en Frans Schoone Leende

Foto van 6 wilde zwijnen in Leenderstrijp:

              

Wilma Schoone maakte deze foto van 6 wilde zwijnen achter hun woning aan de Paaldijk  in Leenderstrijp op zaterdag 1 maart 2008.
Tussen de woning en daar waar de zwijnen liepen stroomt het riviertje de Strijper Aa,
Daarachter begint het gebied ‘De Riesten’ met daarin gelegen de “Endekulen”  (‘Eendenkuilen).
Dit waren klotkuilen waar vroeger veel eenden voorkwamen.
Zijn de wilde zwijnen afkomstig uit de Ardennen of Limburg? Of zijn het uitgezette of ontsnapte dieren?

De zwijnen waren al eerder in het nieuws, onder andere in het Eindhovens Dagblad,
alleen had men het toen nog over 3 zwijnen.

de ‘Riesten’                                                                                                                                 Paaldijk richting Leendede Aa                                                Paaldijk richting  ‘het Goor’                                      De ‘Hei’


Bronvermelding: met bewerkingen door de webbeheerder, o.a.

– Foto everzwijn op 1 maart:  Fam. F Schoone Verdonschot
– Landelijk Nederland encyclopedie van natuur en landleven  1983
– Spectrum natuur encyclopedie, wilde natuur van Europa 1982
– Willem Iven in zijn boek uit 1974: Lind dè is de sgonste plats
– Het Eindhovens Dagblad
– www.zoogdiervereniging.nl

Geef een reactie